Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/346599 / HA ZA 18-426)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek.
3.De beoordeling
€ 3.314,29
opnieuw rechtdoende:
eerste subonderdeelvan haar grief betoogt
[appellante]dat zij [geïntimeerde] onder de gegeven omstandigheden binnen redelijke termijn heeft aangeschreven omdat veel tijd nodig bleek om relevante informatie (te weten het adres van [geïntimeerde] en inhoudelijke informatie over het te verrekenen pensioengedeelte), te verkrijgen. Pas enkele maanden na mei 2016 kwam zij, bij toeval, achter het adres van [geïntimeerde] doordat haar zoon haar een kopie liet zien van een concept leenovereenkomst tussen hem en [geïntimeerde] . [geïntimeerde] had hierop zijn adres had vermeld. [geïntimeerde] heeft haar niet uit eigen beweging geïnformeerd over het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd. Dat had hij behoren te doen, omdat hierdoor ook rechten voor [appellante] konden worden geëffectueerd.
tweede subonderdeelvan de grief betoogt zij dat pensioenverrekening met terugwerkende kracht geen onevenredige gevolgen voor [geïntimeerde] heeft omdat hij met die gevolgen rekening had kunnen en behoren te houden.
hofoverweegt als volgt.
4.De uitspraak
- uiterlijk op 1 november 2019 een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro);
- uiterlijk op 1 februari 2020 een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro);
- uiterlijk op 1 mei 2020 een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro);
- uiterlijk op 1 augustus 2020 een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro);
- uiterlijk op 1 november 2020 een bedrag € 362,53 (driehonderdtweeënzestig euro en drieënvijftig eurocent);