Het hof overweegt het navolgende. Inmiddels verblijven de kinderen bijna drie jaar in het pleeggezin. [minderjarige 1] was op het moment van plaatsing 2,5 jaar oud en [minderjarige 2] was ruim een half jaar oud. De kinderen hebben derhalve het grootste deel van hun leven tot nu toe in het pleeggezin gewoond.
Gedurende deze periode is door de GI aan de ouders aangegeven dat er sprake moet zijn van een stabiele en gestructureerde opvoedingsomgeving voor de kinderen. Deze ontbrak ten tijde van de uithuisplaatsing van de kinderen volledig. Er was sprake van onder meer alcoholgebruik, ruzie en geweld tussen de ouders. Uit de diverse beschikkingen vanaf het moment van de eerste uithuisplaatsing blijkt dat er geen sprake was van een degelijke opvoedingsomgeving hetgeen grotendeels gelegen was in de persoonlijke omstandigheden van de ouders. Hoewel de ouders welwillend waren en zich inzetten voor een stabiele en gestructureerde opvoedingsomgeving voor de kinderen, bestonden er nog al die tijd zorgen, met name op de momenten dat zich problemen voordeden waar de ouders zich mee geconfronteerd zagen. Ook was van belang voor de kinderen dat de ouders de band met de pleegouders zouden verbeteren zodat de pleegouders, bij wie de kinderen een veilige opvoedingsomgeving hebben, en met wie zij een goede band hebben, een rol zouden kunnen blijven spelen in het leven van de kinderen.
In de bestreden beschikking van 8 november 2018 is de rechtbank van oordeel dat de thuissituatie bij de ouders nog steeds onvoldoende stabiel, gestructureerd en veilig is om de kinderen bij de ouders te laten wonen. Gebleken is dat bij de moeder beperkte pedagogische vaardigheden aanwezig zijn en dat de vader wel beschikt over pedagogische vaardigheden. Gedurende de periode dat de kinderen een zeer ruime omgangsregeling met de ouders hadden, vanaf de zomer 2018 gold een uitbreiding naar 5 dagen per week overdag en een overnachting, werden door de hulpverlening zorgen ten aanzien van het pedagogisch klimaat voor de kinderen bij de ouders geconstateerd.
Inmiddels is de omgangsregeling teruggebracht naar de woensdagmiddag en de zaterdag en gebleken is dat deze regeling rust gebracht heeft bij de kinderen en dat de ouders deze regeling, waarbij zij zich niet gesteld zien voor opvoedingsproblemen ten aanzien van de kinderen, als liefhebbende ouders van de kinderen goed kunnen invullen.
De ouders zijn, zo constateert het hof, van ver gekomen en hebben gedurende lange tijd veel geïnvesteerd in het verbeteren van hun relatie. Dit blijkt ook uit de verklaring ter zitting van [informant 1] , van Interventie Thuis, die de ouders begeleid heeft in het kader van die investering. Echter uit de stukken en uit de verklaring van Anacare ter zitting van het hof destilleert het hof dat er nog immer zorgen zijn over hun onderlinge relatie en over hun pedagogische vaardigheden. Dat blijkt ook uit het feit dat de ouders en dan met name de vader, de pleegouders met weinig respect benadert, terwijl de ouders weten dat de kinderen met de pleegouders een goede en liefdevolle band hebben.
Daarbij komt dat ook de situatie dat de erkenning door de vader van [minderjarige 1] is vernietigd door de rechtbank. De biologische vader van [minderjarige 1] gaat een rol in het leven van [minderjarige 1] spelen. Het hof heeft onvoldoende vertrouwen dat de ouders dit als hoofdopvoeders op een voor [minderjarige 1] niet belastende wijze zouden kunnen begeleiden. Zodra een situatie problemen oproept komt, zo laat het verleden zien, de relatie tussen de ouders onder druk te staan. In de visie van het hof betekent dit dat de ouders nog steeds niet in voldoende mate in staat zijn de kinderen thuis te verzorgen en op te voeden.
Dat het contact tussen de ouders en de kinderen op dit moment goed gaat gedurende de twee dagen dat er contact is, doet aan het oordeel van het hof omtrent de pedagogische vaardigheden van de ouders en het opvoedingsklimaat bij de ouders niet af.
Wat ook zij van de vraag of de zorgen in het kader van de pedagogische vaardigheden van en het opvoedingsklimaat bij de ouders op termijn zullen zijn verdwenen of met behulp van voldoende hulpverlening kunnen worden ondervangen, beide kinderen hebben grote behoefte aan duidelijkheid. Zij ervaren, zo blijkt uit de stukken, grote spanningen gelet op de onduidelijkheid waar hun perspectief is: bij de ouders of bij de pleegouders. Inmiddels is er zoveel tijd verstreken dat de aanvaardbare termijn voor de beide kinderen verstreken lijkt en terugplaatsing bij de ouders voor deze kinderen niet langer verantwoord kan worden geacht.