GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 september 2019
Zaaknummer: 200.244.434/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/334702 FA RK 17-4622
in de zaak in hoger beroep van:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Bergen op Zoom,
zetelend te Bergen op Zoom,
appellant,
hierna te noemen: de ambtenaar,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedatum minderjarige] 2002,
hierna ook te noemen: de minderjarige.
In deze zaak worden als overige belanghebbenden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.M. de Waal;
[de man],
wonende op een onbekende woon of verblijfplaats,
hierna ook te noemen: de heer [de man] ;
de advocaat-generaal bij het ressortspakket ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de advocaat-generaal.
In deze zaak wordt als informant aangemerkt:
[echtgenoot],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de echtgenoot van de moeder.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 mei 2018.
2 Het geding in hoger beroep
2.1.De ambtenaar is bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 16 augustus 2018, in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2.Op 15 oktober 2018 is een schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal ter griffie ingekomen.
2.3.Het verweerschrift van de zijde van de moeder is op 27 november 2018 ingekomen ter griffie.
2.4.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2019.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de ambtenaar, de heer [ambtenaar] ;
- de moeder, bijgestaan door mr. De Waal en een tolk in de Poolse taal, de heer
S. Kruszynski (tolknummer 459).
De heer [echtgenoot] heeft als informant de mondelinge behandeling bijgewoond.
2.4.1.De advocaat-generaal is, met kennisgeving vooraf, niet ter zitting verschenen. Een vertegenwoordiger van de raad is evenmin verschenen.
2.4.2.De heer [de man] is, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen in de Staatscourant van
5 april 2019, niet ter zitting verschenen.
2.4.3.Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 februari 2018.