Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het inleidend verzoek van de raad met bijlagen, ingekomen op 18 oktober 2018;
- de brief van de raad d.d. 3 januari 2019.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad voor de Kinderbescherming tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juli 2018, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] werd afgewezen. De Raad verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar toe te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 januari 2019, waarbij de ouders, hoewel opgeroepen, niet verschenen. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het hof overweegt dat de ouders sinds de eerdere beschikking geen medewerking verlenen aan hulpverlening en dat er ernstige zorgen zijn over de gezinssituatie, vooral gezien de recente ondertoezichtstelling van de zus van de minderjarige. Het hof concludeert dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling is voldaan. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en wijst het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarige toe, met ingang van 31 januari 2019 tot aan zijn meerderjarigheid.
De beslissing van het hof is genomen door de rechters C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens en M.L.F.J. Schyns en is op 31 januari 2019 in het openbaar uitgesproken.