Uitspraak
5.De beschikking van 21 februari 2019
6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.De verdere beoordeling
8.De beslissing
30 april 2020 pro forma.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen de moeder met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Sent, woont in Nederland, terwijl de moeder op een geheim adres in België woont. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om de vader met het gezag over het kind te belasten, maar geen wijziging in het hoofdverblijf van het kind te maken. De Raad adviseert ook om een begeleide omgangsregeling (BOR) op te zetten tussen de vader en het kind.
Tijdens de zitting heeft de vader zijn instemming betuigd met het advies van de Raad en verzocht om een spoedige start van de omgang. De moeder heeft ook haar goedkeuring gegeven voor het BOR-traject, maar wenst het eenhoofdig gezag en het hoofdverblijf bij haar te behouden. Het hof heeft besloten dat het in het belang van het kind is om het contact tussen de vader en het kind te herstellen via de BOR, en heeft de Raad verzocht om nader onderzoek te doen naar de omgangsregeling en het gezag.
Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden tot een pro forma datum van 30 april 2020, waarbij het hof de Raad heeft verzocht om rapportages en adviezen te verstrekken over de voortgang van de BOR en de omgangsregeling. De beschikking is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2019 door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, in aanwezigheid van de griffier.