ECLI:NL:GHSHE:2019:3235

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
200.242.821_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen de moeder met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Sent, woont in Nederland, terwijl de moeder op een geheim adres in België woont. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om de vader met het gezag over het kind te belasten, maar geen wijziging in het hoofdverblijf van het kind te maken. De Raad adviseert ook om een begeleide omgangsregeling (BOR) op te zetten tussen de vader en het kind.

Tijdens de zitting heeft de vader zijn instemming betuigd met het advies van de Raad en verzocht om een spoedige start van de omgang. De moeder heeft ook haar goedkeuring gegeven voor het BOR-traject, maar wenst het eenhoofdig gezag en het hoofdverblijf bij haar te behouden. Het hof heeft besloten dat het in het belang van het kind is om het contact tussen de vader en het kind te herstellen via de BOR, en heeft de Raad verzocht om nader onderzoek te doen naar de omgangsregeling en het gezag.

Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden tot een pro forma datum van 30 april 2020, waarbij het hof de Raad heeft verzocht om rapportages en adviezen te verstrekken over de voortgang van de BOR en de omgangsregeling. De beschikking is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2019 door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 augustus 2019
Zaaknummer: 200.242.821/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/217969/FA RK 16-704
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.M. Sent,
tegen
[de moeder],
wonende te
België, op een geheim adres,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 21 februari 2019

Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar,
kort gezegd, de vraag of een wijziging in het ouderlijk gezag over en het hoofdverblijf van [minderjarige] in haar belang is. Tevens is de raad verzocht te adviseren over een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] .

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Op 17 juli 2019 is het door de raad aan het hof toegezonden raadsrapport van 12 juli 2019 ontvangen. De raad adviseert hierin – kort gezegd – ook de vader met het gezag over [minderjarige] te belasten. Een wijziging in het hoofdverblijf van [minderjarige] is op dit moment niet in haar belang. De raad adviseert het hof voorts te bepalen dat de contacten tussen [minderjarige] en de vader, tot daarover nader wordt beslist, zullen plaatsvinden via de begeleide omgangsregeling (BOR) onder begeleiding van [organisatie] , te [plaats] , België, en overigens de behandeling van de zaak aan te houden voor een periode van ten minste acht maanden. De raad adviseert het hof tevens om te bepalen dat de raad (nader) onderzoek doet naar en advies geeft over de (definitieve) verdeling van zorg- en opvoedingstaken of omgangsregeling, wanneer de raad daartoe na ontvangst van het verslag van BOR, aanleiding ziet.
6.2.
De vader heeft bij V8-formulier van 29 juli 2019, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, gereageerd op het raadsrapport. De vader kan zich grotendeels in het advies van de raad vinden en wenst dat de omgang zo spoedig mogelijk in gang wordt gezet. De vader stemt in met een tussenbeschikking en zou graag zien dat er een mondelinge behandeling wordt bepaald na afloop van de aanhouding van de zaak door het hof. De vader verzoekt elke eindbeslissing aan te houden tot een nader te bepalen moment.
6.3.
De moeder heeft haar standpunt kenbaar gemaakt zoals verwoord in het raadsrapport onder hoofdstuk 13 (inzage) en 14 (reactie op het raadsbesluit). De moeder gaat akkoord met een BOR-traject. De moeder wenst het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te behouden en wil dat ook het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar blijft. Het is in het belang van [minderjarige] indien het hof pas een beslissing over het gezag neemt na afloop van het BOR-traject.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat het contact tussen [minderjarige] en de vader wordt hersteld. Het hof zal het advies van de raad op dit punt volgen en bepalen dat de contacten tussen [minderjarige] en de vader voorlopig, tot daarover nader is beslist, zullen plaatsvinden via een begeleide omgangsregeling (BOR) onder begeleiding van [organisatie] , te [plaats] , België.
7.2.
Het hof acht het wenselijk dat nu nog geen beslissing wordt genomen over het gezag en het hoofdverblijf van [minderjarige] . Het hof wil eerst het verloop van het BOR-traject afwachten, waarover het hof een verslag wenst te ontvangen door tussenkomst van de raad.
7.3.
Voorts zal het hof de raad verzoeken nader onderzoek te doen naar en advies te geven over de (definitieve) omgangsregeling, wanneer de raad daartoe na ontvangst van het verslag van de BOR aanleiding ziet.
7.4.
Het hof verzoekt de raad over de resultaten van de BOR en het eventueel aanvullend onderzoek een schriftelijk rapport uit te brengen, uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de raadslieden van) de ouders, die daarna binnen 2 weken schriftelijk (met afschrift aan wederpartij en raad) kunnen reageren op het rapport en het advies van de raad.
7.5.
Op grond van het bovenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden tot
30 april 2020 pro forma.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat [minderjarige] en de vader voorlopig, tot daarover nader wordt beslist, gerechtigd zijn tot het hebben van begeleide omgang (BOR) onder begeleiding van [organisatie] , te [plaats] , België, [plaats] ;
beveelt de ouders om zich omgaand aan te melden bij [organisatie] te [plaats] , België, opdat de BOR daar zo spoedig mogelijk kan starten;
beveelt de ouders voorts om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de aanwijzingen van [organisatie] op te volgen;
verzoekt de raad om over de BOR te rapporteren en eventueel een nader een onderzoek in te stellen en nader te adviseren zoals hierboven in overweging 7.3. en 7.4. is overwogen;
verzoekt de raad uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de (raadslieden van) beide partijen;
stelt partijen alsdan in de gelegenheid binnen 2 weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
30 april 2020 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en
J.C.E. Ackermans-Wijn en is in het openbaar uitgesproken door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 29 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.