ECLI:NL:GHSHE:2019:3230

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
20-003856-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal en veroordeling voor schuldheling van een fiets

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 5 december 2018 was vrijgesproken van diefstal, maar was veroordeeld voor opzetheling van een fiets tot een gevangenisstraf van 2 weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een veroordeling voor de diefstal. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft het beroep van de verdachte in zijn geheel beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de primair ten laste gelegde diefstal. De tijdspanne tussen de diefstal en het aantreffen van de fiets bij de verdachte was te groot om te concluderen dat hij de fiets had weggenomen. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk schuldheling, wel bewezen. De verdachte had de fiets voorhanden terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

De beslissing van het hof was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003856-18
Uitspraak : 28 augustus 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 december 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-196841-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de aan hem primair ten laste gelegde diefstal. Ter zake van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de primair ten laste gelegde diefstal bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks de periode van 4 oktober 2018 tot en met 5 oktober 2018 te Eindhoven een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of de partner van [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 oktober 2018 te Eindhoven, een goed, te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem primair ten laste gelegde diefstal van een fiets. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat het hof niet is gebleken van aanknopingspunten die erop duiden dat het de verdachte is geweest die de fiets heeft weggenomen. Bovendien is de tijdspanne tussen het moment waarop de fiets is weggenomen (tussen 4 oktober 2018 om 20:00 uur en 5 oktober 2018 om 08:00 uur) en het aantreffen van de fiets bij verdachte (op 5 oktober 2018 omstreeks 16:15 uur) niet van zodanige korte duur om op basis daarvan al de gerechtvaardigde conclusie te kunnen trekken dat het de verdachte is geweest die de fiets heeft weggenomen. Het hof zal de verdachte mitsdien vrijspreken van hetgeen primair aan hem ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 5 oktober 2018 te Eindhoven, een goed, te weten een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de aan hem subsidiair ten laste gelegde heling. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat niet zonder meer duidelijk is dat de bij de verdachte aangetroffen fiets de fiets van aangever [benadeelde] betreft. Aangever [benadeelde] heeft weliswaar drie kenmerken van de fiets genoemd en de verbalisanten hebben gerelateerd dat die kenmerken waren te zien op de bij de verdachte aangetroffen fiets, maar de fiets is nadien niet aan aangever
[benadeelde] getoond ter herkenning, althans daaromtrent is niets gerelateerd. De genoemde kenmerken zijn bovendien niet bijzonder specifiek, aldus de verdediging.
Oordeel van het hof
Op 5 oktober 2018 heeft aangever [benadeelde] aangifte gedaan ter zake van diefstal van een damesfiets. Het betrof een Gazelle Orange Nexus 7. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (p.4 procesdossier) dat de aangever de volgende kenmerken van de fiets aan hen mededeelde: een sticker van fietsenhandel Nederweert op het achterspatbord van de fiets, twee zwarte plastic strips om het frame van de fiets ter hoogte van de kettingkast en een geelkleurige strip om de moer bij het wiel. Voornoemde verbalisanten hebben gerelateerd dat de bij de verdachte aangetroffen fiets overeenkwam met de gestolen fiets. Meer specifiek hebben zij gerelateerd dat zij zagen dat voornoemde sticker van de fietsenhandel Nederweert, alsmede de geelkleurige strip op de fiets aanwezig waren en dat deze kenmerken uniek waren. Gelet hierop staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat de bij de verdachte aangetroffen fiets de fiets betreft ter zake waarvan [benadeelde] aangifte heeft gedaan.
Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf, al dan niet met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft negatieve gevolgen voor de behandeling van de PTSS van de verdachte. Bovendien heeft een dergelijke sanctie gevolgen voor de bijstandsuitkering die de verdachte momenteel ontvangt.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie is gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan;
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fiets. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van gestolen fietsen en heeft hij het slachtoffer hinder en overlast bezorgd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2019. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake van soortgelijke feiten. Voorts blijkt daaruit dat zowel artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de aard en ernst van het feit, alsmede de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 weken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 28 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.