ECLI:NL:GHSHE:2019:3217
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing van de zaak naar de rechtbank wegens schending van het recht op verdediging
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis dat op 6 november 2017 was gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechter in eerste aanleg niet op de juiste wijze heeft gehandeld door de zaak inhoudelijk te behandelen zonder dat de raadsman van de veroordeelde aanwezig was. Dit is in strijd met het recht op een eerlijk proces, aangezien de raadsman een essentiële rol vervult in de verdediging van de veroordeelde.
Het hof heeft geconstateerd dat de oproeping van de veroordeelde voor de terechtzitting in eerste aanleg niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De oproeping is niet tijdig verzonden, waardoor de veroordeelde en zijn raadsman niet in staat waren om zich adequaat voor te bereiden op de zitting. Dit heeft geleid tot een nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. De advocaat-generaal en de raadsman hebben beide verzocht om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.
Gelet op deze bevindingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, zodat deze opnieuw kan worden behandeld met inachtneming van de rechten van de veroordeelde. Het hof benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling en het recht op verdediging in strafzaken.