ECLI:NL:GHSHE:2019:3215

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
200.259.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met ontwikkelingsbedreiging door complexe problematiek van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2018. De ouders van de minderjarige kampen met complexe problematiek, waaronder verslaving en relationele problemen, wat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigt. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, heeft verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, maar het hof oordeelt dat de hulpverlening binnen het vrijwillige kader onvoldoende is gebleken. De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft de regie over de hulpverlening en het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en stelt de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden vast. De ouders zijn gemotiveerd om aan hun problemen te werken, maar de situatie blijft kwetsbaar en onvoorspelbaar, wat een gedwongen kader noodzakelijk maakt voor de effectiviteit van de hulpverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 augustus 2019
Zaaknummer : 200.259.910/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/261039 / JE RK 19-446
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Tegelaers-Kerouache,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de gecertificeerde instelling, (hierna te noemen: de GI).
Als informant wordt aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader).
Deze beschikking gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 13 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 mei 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, naar het hof begrijpt, het inleidend verzoek van de raad alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 juli 2019, heeft de GI verzocht, naar het hof begrijpt, om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juli 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Tegelaers-Kerouache;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI;
2.3.1.
De vader is als informant gehoord.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder erkent inmiddels dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] , maar zij is van mening dat de hulpverlening ook vanuit het vrijwillige kader kan worden ingezet.
De moeder is altijd transparant geweest en zij werkt overal goed aan mee.
Er is hulp vanuit het Centrum Jeugd en Gezin, de GGZ-arts en de wijkverpleegkundige en daarnaast wordt de moeder begeleid door Housing First en For-Fact.
[minderjarige] ontwikkelt zich goed en zijn welzijn staat bij haar voorop. De moeder heeft zelf een belaste jeugd gehad en wil daarom graag een goede moeder voor [minderjarige] zijn.
De ouders hebben ieder hun eigen woning, zodat het mogelijk is om afstand van elkaar te nemen. Zij gaan starten met relatietherapie. Er is een signaleringsplan opgesteld dat in de praktijk goed werkt.
De moeder krijgt medicijnen om het gebruik van joints verder af te bouwen. Er is voldoende hulpverlening bij de moeder betrokken, zodat zij de meerwaarde van de GI niet ziet.
De vader is gestart met EMDR en hij gebruikt geen harddrugs meer. Hij werkt ook aan zichzelf en hij is een goede vader voor [minderjarige] . Daar komt nog bij dat [minderjarige] bij de moeder opgroeit en zij geen macht heeft over de vader.
Er is al met al voldoende hulpverlening aanwezig en ingezet en er is voldoende zicht op [minderjarige] , zodat de ondertoezichtstelling te prematuur is ingezet.
3.5.
De raad voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De raad ziet twee ouders die enorm hun best doen. Alhoewel de vader geen gezag heeft, heeft hij wel veel invloed. De meerwaarde van de ondertoezichtstelling is dat er iemand is die vanuit het perspectief van [minderjarige] kijkt. Vanuit het vrijwillige kader kunnen de belangen van [minderjarige] onvoldoende in het oog worden gehouden en is het niet mogelijk om de afspraken in het kader van de relatie tussen de ouders goed te begeleiden en te sturen. De door de ouders te starten relatietherapie kan spanning opleveren. Ook daarom moet de GI in beeld blijven.
3.6.
De GI voert, kort samengevat, het volgende aan.
Alhoewel de moeder goed meewerkt met de hulpverlening en er bij beide ouders de wil en motivatie is om de problemen aan te pakken, is een ondertoezichtstelling noodzakelijk. [minderjarige] is gezien zijn leeftijd erg kwetsbaar en hij is afhankelijk van zijn ouders. Als het de ouders niet lukt om de huidige relatiepatronen te doorbreken, zal dit tot een onveilige hechting van [minderjarige] leiden.
Sinds de start van de ondertoezichtstelling zijn er nog twee meldingen bij Veilig Thuis binnengekomen naar aanleiding van een conflict tussen de ouders, met bemoeienis van de politie. Daarnaast is de moeder betrokken geraakt bij de diefstal van een fiets. De zorgen over de ouders zijn nog niet verdwenen en de veiligheid van [minderjarige] is derhalve nog in het gedrang. Het is in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat er tussen de ouders geen incidenten meer plaatsvinden.
Daarnaast is het van belang dat de ouders de hulpverleningstrajecten die zijn of worden opgestart voor een langere periode volhouden, zodat de therapieën, waaronder de relatietherapie, goed van de grond kunnen komen. De GI ziet de goede inzet en motivatie van de moeder om hulpverlening te accepteren, maar het is de bedoeling dat de moeder deze vasthoudt. Daarvoor is de ondertoezichtstelling nodig. Er moet ook nog diagnostiek plaatsvinden. Het doel van de ondertoezichtstelling is gelegen in het toewerken naar een veilige thuissituatie bij de moeder, waarbij de rol van de vader ook wordt meegenomen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
Het hof is van oordeel dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan en overweegt daartoe het volgende.
3.7.3.
[minderjarige] heeft een moeilijke start gehad in zijn leven. Vanwege de afkickmedicatie van de moeder is hij bij zijn geboorte met trillingen ter wereld gekomen.
Toch ontwikkelt [minderjarige] zich op lichamelijk en op emotioneel vlak goed.
[minderjarige] wordt nog wel ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, wat ook niet (meer) door de moeder wordt weersproken. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is gelegen in de meervoudige, complexe problematiek bij beide ouders.
Anders dan de moeder acht het hof een ondertoezichtstelling noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen.
3.7.4.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beide ouders te kampen hebben met persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek.
De moeder gebruikt op dit moment nog softdrugs. Zij probeert dit verder af te bouwen.
De moeder is verder bekend met borderline-problematiek. De moeder gaat een individueel traject bij For-Fact starten waarvan diagnostiek en medicatie een onderdeel zullen zijn.
De vader is vanwege zijn eigen belaste verleden een EMDR-traject gestart. Hij is net als de moeder bekend met middelengebruik en met borderline-problematiek.
Alhoewel beide ouders bezig zijn om te werken aan hun verslavingsproblematiek en zij hierin al goede stappen hebben gezet, baart het zorgen dat de moeder nog steeds afhankelijk is van wiet. Ook de vader heeft nog niet volledig kunnen stoppen met het gebruik van drugs en/of alcohol.
3.7.5.
De ontwikkelingsbedreiging is verder gelegen in de onveilige situatie van [minderjarige] in de thuissituatie. Bij de ouders is er sprake van terugkerende problemen in de relationele sfeer waarbij er sprake is geweest van huiselijk geweld. Het is meerdere keren noodzakelijk gebleken dat de politie hieraan te pas moest komen. Nog vrij recent hebben er escalaties tussen de ouders plaatsgevonden. Alhoewel niet is gebleken dat [minderjarige] direct bij deze escalaties betrokken is geweest, maakt dit nog niet dat hij de spanningen tussen de ouders niet meekrijgt.
Daar komt bij dat de moeder onvoldoende zicht lijkt te hebben op haar eigen handelen en het effect hiervan op [minderjarige] . Zij lijkt de ernst van bepaalde situaties niet goed in te zien. De moeder heeft de neiging om situaties te bagatelliseren en/of om af te haken wanneer het voor haar moeilijk wordt. Daarnaast is in het verleden ook gebleken dat de vader een hulpverleningstraject stopzet wanneer het niet loopt zoals hij verwacht. Er wordt nu gewerkt met een veiligheidsplan waarbij er (onder meer) afspraken zijn gemaakt over wanneer en hoelang de vader bij de moeder en [minderjarige] in huis mag zijn. De vader is de overige tijd in zijn eigen woning. Daarnaast gaan de ouders starten met relatietherapie.
Het hof ziet dan ook dat de ouders veel van [minderjarige] houden en zij zich inspannen om in het belang van [minderjarige] hun medewerking aan de hulpverleningstrajecten te verlenen.
Dit biedt vooralsnog echter onvoldoende waarborgen om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen garanderen.
3.7.6.
Al met al is er sprake van een kwetsbaar systeem, waarbij de relatie tussen de ouders onvoorspelbaar is en waarbij er veel hulpverleningstrajecten naast elkaar zijn ingezet.
De noodzaak van de ondertoezichtstelling is er met name in ingelegen dat er een goede regie kan worden gevoerd op voornoemde trajecten en dat er waar nodig tijdig kan worden bijgestuurd. Op deze manier wordt er zicht gehouden op de belangen van [minderjarige] . Ten slotte is er binnen het gedwongen kader een grotere kans van slagen dat de ouders hun therapieën tot een succesvol einde weten te brengen, hetgeen hen in het verleden binnen het vrijwillige kader niet altijd is gelukt.
3.7.7.
Dit alles maakt dat niet kan worden volstaan met hulpverlening in het vrijwillig kader maar dat de maatregel van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden nu nog noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
13 maart 2019;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.N.M. Antens en E.H. Schijven-Bours en is door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 29 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.