Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
[minderjarige], op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2003. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige was verleend. De moeder en de gecertificeerde instelling (GI) verzetten zich tegen dit verzoek en vroegen om de beschikking te bekrachtigen. De minderjarige was sinds 4 maart 2014 onder toezicht gesteld van de GI en verbleef op dat moment in een behandelgroep. Het hof heeft de belangen van de minderjarige zwaar laten wegen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor haar verzorging en opvoeding. De vader stelde dat de minderjarige bij hem kon wonen, maar het hof oordeelde dat dit niet in haar belang was, gezien de problematiek en de noodzaak voor een neutrale omgeving. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.