ECLI:NL:GHSHE:2019:3196

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
200.247.101_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en inzage in strafdossier in verband met omkatten van auto’s

In deze zaak vordert de appellant, een benadeelde partij, schadevergoeding van de geïntimeerde, een stichting, vanwege betrokkenheid bij het omkatten van auto’s. De vordering wordt afgewezen omdat de bewuste betrokkenheid van de geïntimeerde niet is komen vast te staan. De appellant heeft in het incident ex artikel 843a Rv verzocht om inzage in het strafdossier dat betrekking heeft op de omkatting van auto’s, evenals de inhoud van zijn eigen computer. Het hof oordeelt dat de appellant niet in het bezit is van het volledige strafdossier, dat zich onder het Openbaar Ministerie bevindt, en dat de geïntimeerde niet verplicht kan worden om dit dossier te verstrekken. De geïntimeerde heeft bovendien gemotiveerd verweer gevoerd en gesteld dat zij niet beschikt over de gevraagde stukken. Het hof wijst de vordering van de appellant af en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor beraad op 10 september 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.247.101/01
arrest van 27 augustus 2019
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel, tevens verweerder in incidenteel appel,
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. D. Dronkers te Roermond,
tegen
[de Stichting] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.R. Schuldink te Hardenberg,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 mei 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 februari 2018, gewezen tussen onder meer [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en [geïntimeerde] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/212661 / HA ZA 15-618)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het op de rol van 9 oktober 2018 tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
  • het H2–formulier voor de rol van 20 november 2018 waarbij mr. R.R. Schuldink het verstek heeft gezuiverd en zich voor [geïntimeerde] heeft gesteld;
  • de memorie van grieven tevens wijziging van eis met producties;
  • de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep tevens wijziging van eis met producties;
  • de memorie in het incident ex artikel 843aRv, tevens memorie van antwoord incidenteel appel met producties van [appellant] ;
  • de memorie van antwoord in het incident van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellant] vordert in dit incident dat het hof [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt om binnen 14 dagen na het wijzen van het arrest in het incident, althans binnen een termijn zoals het hof vermeent te behoren, aan [appellant] digitaal en/of op papier te verstrekken:
1) het
volledigstrafdossier inzake het onderzoek naar de omkatting van auto's, zoals ook vermeld bekend onder onderzoeksnummer [onderzoeksnummer] , waaronder [appellant] [case no] als ook
2) de
volledigeinhoud, al dan niet digitaal van de computer van [appellant] zoals deze is onderzocht door [naam] , case no [appellant] [case no] , zoals vermeld in de rapportage zoals vermeld onder productie 265 van het incidenteel appel zijdens [geïntimeerde] .
3.2.
Zakelijk weergegeven voert [appellant] daartoe aan dat hij zich moet verweren tegen stellingen van [geïntimeerde] die zijn gebaseerd op stukken die hij, [appellant] , niet heeft en welke stukken vervolgens weer de basis vormen voor onderzoek dat buiten diens gezichtsveld heeft plaatsgevonden. Volgens [appellant] is sprake van een ongelijke strijd: hij is niet in het bezit gesteld van een strafrechtelijk dossier doordat de officier van justitie hem reeds in een vroeg stadium niet langer als verdachte heeft aangemerkt, terwijl [geïntimeerde] duidelijk samenwerkt met het Openbaar Ministerie, althans dusdanige ingangen heeft dat zij wel beschikt over het volledig strafdossier. [appellant] stelt dat hij op grond van artikel 843a Rv recht heeft op en belang heeft bij te beschikken over de stukken waarop [geïntimeerde] zich baseert omdat hij zich dient te verweren tegen stellingen, gebaseerd op stukken die goeddeels niet in zijn bezit zijn en hij zijn verweer moet zich kunnen baseren op het volledig dossier en de volledige inhoud van zijn eigen computer, nu hij alleen langs deze weg in staat is om ook ontlastende informatie naar voren te brengen.
3.3.
[geïntimeerde] voert gemotiveerd verweer. Kort weergegeven bestrijdt zij dat voldaan is aan de cumulatieve vereisten van artikel 843a Rv.
3.4.
Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, welke vordering, bij gebreke van eventuele tegenspraak, in beginsel toewijsbaar is. Op grond van het vierde lid van dat artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.
In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt dat stuk niet tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer.
De verlangde stukken moeten voldoende bepaald zijn; voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een "fishing expedition" te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
3.5.
[appellant] vordert het volledige strafdossier in een zaak waarin meerdere verdachten betrokken zijn (geweest). Ter onderbouwing van zijn belang hierbij geeft hij aan dat [geïntimeerde] in de procedure jegens hem zich beroept op delen uit het dossier terwijl het voor hem niet mogelijk is om een beroep te doen op andere delen van het dossier ter weerlegging van de stellingen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] verweert zich met de stelling dat [appellant] zich met zijn vordering moet richten tot het Openbaar Ministerie; zij beschikt niet over het volledige strafdossier. [geïntimeerde] verwijst ter onderbouwing naar de “Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden”. Voorts betwist [geïntimeerde] dat sprake is van een ongelijke strijd nu zij de processen-verbaal waarover zij beschikt, integraal heeft overgelegd.
Dit verweer treft doel. Het volledige strafdossier bevindt zich onder het Openbaar Ministerie (hierna OM) zodat [appellant] zich tot deze instantie dient te wenden. Het is dan aan het OM om met inachtneming van de regeling in het Wetboek van Strafvordering te beoordelen of [appellant] inzage of een afschrift kan krijgen van de gevraagde stukken. Nu [geïntimeerde] bovendien niet beschikt over het volledige strafdossier kan zij ook niet verplicht worden dit aan [appellant] te verstrekken.
3.6.
[appellant] vordert voorts de rapportage waarin de volledige inhoud van zijn computer staat vermeld. Ook ten aanzien van dit stuk heeft [geïntimeerde] onderbouwd gesteld dat zij daarover niet beschikt. De forensische kopie van de harde schijf van deze computer is in het bezit van [geïntimeerde] Derden, en wel in haar hoedanigheid van strafrechtelijk bewaarder. De rapportage waarover zij wel beschikt, heeft zij in de procedure reeds overgelegd.
Aldus is naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de eis dat [geïntimeerde] beschikt over de betreffende bescheiden of dat zij deze onder haar berusting heeft. Ook dit deel van het gevorderde wijst het hof om deze reden af.
3.7.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.8.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van [appellant] af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 10 september 2019 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, A.J. Henzen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 augustus 2019.
griffier rolraadsheer