6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [geïntimeerde] houdt zich bezig met bouw en bouwbegeleiding.
- [geïntimeerde] heeft als productie 1 bij de inleidende dagvaarding een opdrachtbevestiging van 13 september 2016 overgelegd ter zake, kort gezegd, het leveren en monteren van nieuwe dakbeplating voor het pand aan [adres 1] te [woonplaats 1] . De opdrachtbevestiging is gericht aan:
‘ [de VOF] V.O.F.
[adres 1]
[postcode] [woonplaats 1] ’
Op de opdrachtbevestiging staat voorts onder meer:
‘Gemaild naar: [e-mailadres] ’
Op de plaats die bestemd is voor de handtekening van de opdrachtgever, is een handtekening geplaatst.
- [geïntimeerde] heeft voorts facturen overgelegd van 1 november 2016 (€ 12.100,-- inclusief btw ter zake eerste termijn aanneemsom), 23 november 2016 (€ 5.445,-- ter zake tweede, tevens laatste, termijn aanneemsom) en 23 november 2016 (€ 926,86 ter zake dubbel gezet zetwerk t.b.v. dakgoot conform afspraak met de heer [naam] ). Deze drie facturen zijn gericht aan:
‘ [e-mailadres]
[de VOF] v.o.f.
[adres 1]
[postcode] [woonplaats 1] ’
- [geïntimeerde] heeft kopieën overgelegd van betalingsherinneringen van 27 januari 2017 en 9 februari 2017 met betrekking tot de voormelde facturen. Deze betalingsherinneringen zijn gericht aan:
‘ [de VOF] V.O.F.
[adres 1]
[postcode] [woonplaats 1] ’
Op de betalingsherinneringen staat voorts onder meer:
‘ook gemaild naar: [e-mailadres] ’
- De advocaat van [geïntimeerde] heeft bij aangetekende brief en e-mail een sommatie van 17 februari 2017 tot betaling van de facturen verzonden aan:
‘ [de VOF] V.O.F.
t.a.v. de heer [appellant]
[adres 1]
[postcode] [woonplaats 1] ’
De aangetekende brief is retour gestuurd.
- [appellant] woont op het adres [adres 2] te [woonplaats 1] . De betreffende woning is zijn eigendom.
- [geïntimeerde] heeft bij de inleidende dagvaarding een kadastraal uittreksel van 30 maart 2017 overgelegd. Volgens dat uittreksel is de onroerende zaak aan [adres 1] te [woonplaats 1] eigendom van [appellant] . [geïntimeerde] heeft voorts als productie 1 bij de memorie van antwoord een kadastraal uittreksel van 21 juni 2018 overgelegd. Ook volgens dat uittreksel is [appellant] eigenaar van de onroerende zaak aan [adres 1] te [woonplaats 1] .
- De onroerende zaken [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 1] grenzen aan elkaar.
- Op 31 maart 2017 heeft [medewerker van bouwbedrijf] namens [geïntimeerde] bij de politie aangifte gedaan van oplichting, gepleegd door [appellant] .
- [geïntimeerde] heeft brief van 31 oktober 2017 van [construction group] Construction Group van 31 oktober 2017 aan de bewoners van de woning aan [adres 3] overgelegd. In die brief staat onder meer het volgende:
‘In het najaar van 2016 heeft onze firma [construction group] nv een dakrenovatie uitgevoerd aan de loods gelegen te [postcode] [woonplaats 1] , [adres 1] . Dit contract werd afgesloten met [de VOF] VOF.
Uit de gegevens van het handelsregister blijkt evenwel dat [de VOF] VOF reeds sedert 1995 niet meer actief zou zijn. Haar (voormalige) vennoten – [appellant] en [voormalige vennoot] – zijn/waren woonachtig te [postcode] [woonplaats 1] , [adres 2] .
Wij hebben de heren [appellant] vervolgens aangeschreven. Enkel vanwege [appellant] mochten wij enige reactie ontvangen, doch deze stelt geen kennis te hebben van een door [construction group] nv uitgevoerde dakrenovatie.
(…)’
- [geïntimeerde] heeft voorts een brief van 15 november 2017 van de bewoners van de woning aan [adres 3] aan [construction group] Construction Group overgelegd. In die brief staat onder meer het volgende:
‘(…)
zoals u al vertelde in onze brief is transportbedrijf [transportbedrijf] al gestopt sinds 1995 en is de broer van [appellant] al enige tijd overleden.
(…)
Naar mijn mening betaalt de heer [appellant] nergens en bestelt hij alles op transportbedrijf gebr [de VOF]
in augustus 2016 hebben wij zelf gezien dat er een nieuw dak op de loods is gelegd, en zo zijn er meerdere bedrijven bezig geweest met renovatie na de hagelschade die we gehad hebben.
Zo heeft hij ook het dak op zijn woonhuis nooit betaalt (…)
hopende heeft u iets aan deze informatie’
- [appellant] heeft een uittreksel uit het handelsregister in het geding gebracht waarop staat dat op 9 maart 1995 is geregistreerd dat de vennootschap onder firma [de VOF] met ingang van 2 januari 1995 is overgedragen, en dat de vennootschap twee vennoten had, te weten [appellant] en [voormalige vennoot] .
- [appellant] heeft voorts kopieën in het geding gebracht van zijn oude paspoort (geldig tot 19 september 2017) en van zijn nieuwe paspoort (geldig tot 28 augustus 2027). De in die paspoorten staande handtekening van [appellant] wijkt aanzienlijk af van de handtekening onder de door [geïntimeerde] overgelegde opdrachtbevestiging van 13 september 2016.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] veroordeling van [appellant] tot betaling van:
- een hoofdsom van € 18.741,86 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vervaldata van de daaraan ten grondslag liggende facturen;
- € 959,72 ter zake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, inclusief nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] heeft in opdracht van [appellant] werkzaamheden uitgevoerd aan het dak van het pand van [appellant] aan [adres 1] te [woonplaats 1] . [appellant] heeft daarbij aangegeven dat hij mede-eigenaar was van [de VOF] vof, maar later bleek die vof niet te bestaan. [geïntimeerde] heeft het aan haar opgedragen werk goed uitgevoerd en [appellant] moet de overeengekomen aanneemsom en het opgedragen meerwerk betalen. Indien niet kan worden vastgesteld dat [appellant] in persoon als contractspartij kan worden aangemerkt, dan is [appellant] op grond van ongerechtvaardigde verrijking de gefactureerde bedragen aan [geïntimeerde] verschuldigd, aangezien hij eigenaar is van het door [geïntimeerde] herstelde bedrijfspand.
6.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het tussenvonnis van 27 juli 2017 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
6.2.5.In het eindvonnis van 11 januari 2018 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
- [appellant] heeft onvoldoende betwist dat [geïntimeerde] de door haar gestelde werkzaamheden heeft verricht aan het dak van het bedrijfspand aan [adres 1] te [woonplaats 1] . Daarom staat vast dat [geïntimeerde] die werkzaamheden heeft uitgevoerd (rov. 3.4).
- [appellant] heeft onvoldoende betwist dat hij, overeenkomstig het kadastrale uittreksel dat [geïntimeerde] als productie 7 bij de inleidende dagvaarding in het geding heeft gebracht, eigenaar is van bedrijfspand aan [adres 1] te [woonplaats 1] (rov. 3,5, eerste deel).
- Omdat [appellant] eigenaar is van het bedrijfspand is zijn blote ontkenning dat hij de opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden heeft gegeven, onvoldoende onderbouwd. Daarom moet worden aangenomen dat [appellant] aan [geïntimeerde] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de betreffende werkzaamheden (rov. 3.5, tweede deel).
- [appellant] moet dus de betalingsverplichtingen uit de aannemingsovereenkomst nakomen. De door [geïntimeerde] gevorderde hoofdsom is daarom toewijsbaar (rov. 3.6).
- Ook de vordering ter zake buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, behoudens de daarover gevorderde rente (rov. 3.7).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van:
- € 18.741,86 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vervaldata van de daaraan ten grondslag liggende facturen;
- € 959,72 ter zake buitengerechtelijke kosten.
Ook heeft de kantonrechter [appellant] in de proceskosten veroordeeld, inclusief nakosten en vermeerderd met wettelijke rente over de nakosten.