Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 februari 2018 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2018;
- de door [appellante] voorafgaand aan de comparitie ingezonden producties 2 tot en met 5, die zij bij gelegenheid van de comparitie in het geding heeft gebracht;
- de memorie van grieven met 10 producties;
- de memorie van antwoord met 8 producties (genummerd 29 tot en met 36).
6.De beoordeling
- Woonbedrijf heeft met ingang van 28 november 2016 aan [appellante] de woonruimte aan de [adres 1] te [woonplaats] verhuurd tegen een huurprijs van (bij aanvang van de huur) € 578,-- per maand. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte van Woonbedrijf van toepassing. Volgens artikel 6.1.1 van die voorwaarden moet de huur maandelijks bij vooruitbetaling voor de eerste van elke maand worden voldaan.
- De woonruimte maakt onderdeel uit van een project met de naam SPACE-S. In de considerans van de huurovereenkomst zijn gegevens over dat project vermeld.
- In het kader van het project SPACE-S heeft Woonbedrijf eveneens met ingang van 28 november 2016 aan [appellante] de werkruimte gelegen aan de [adres 2] verhuurd tegen een huurprijs van (bij aanvang van de huur) € 590,-- per maand. Volgens artikel 4.4 van de huurovereenkomst moet de huur maandelijks bij vooruitbetaling voor de eerste van elke maand te worden voldaan. In de huurovereenkomst staat onder meer het volgende:
. Evenmin mag in de werkruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal aanwezig zijn voor rechtstreekse levering van zaken of diensten.’
- Op de huurovereenkomst ter zake de werkruimte zijn de Algemene Bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (model ROZ, versie juli 2003) van toepassing verklaard.
- In een allonge bij de huurovereenkomst ter zake de woonruimte hebben partijen nadere afspraken vastgelegd omtrent de koppeling tussen de woonruimte en de werkruimte en omtrent de samenhang tussen de huurovereenkomst voor de woonruimte en de huurovereenkomst voor de werkruimte.
- Bij e-mail van 20 februari 2017 heeft [appellante] aan Woonbedrijf meegedeeld dat de opening van de kookstudio die zij in de werkruimte wilde gaan exploiteren, is uitgesteld van 15 mei 2017 tot 25 december 2017 omdat de ING-bank haar financieringsaanvraag heeft afgekeurd. In de e-mail staat onder meer het volgende:
- [appellante] heeft in de loop van 2017 meermalen fietsen die in de directe omgeving van het gehuurde waren geplaatst, verwijderd en verderop neergezet. Daardoor is onrust en irritatie ontstaan bij omwonenden.
- Op 10 april 2017 is het tot een handgemeen gekomen tussen [appellante] en een omwonende naar aanleiding van het verplaatsen van een fiets door [appellante] . Volgens schriftelijke verklaringen van meerdere getuigen heeft [appellante] daarbij fysiek geweld gebruikt. [appellante] meent daarentegen dat zijzelf bij het incident van 10 april 2017 het slachtoffer is geworden van mishandeling en zij heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie.
- Bij brief van 14 april 2017 heeft Woonbedrijf aan [appellante] onder meer meegedeeld dat zij de huur voor de woonruimte over de maand april niet heeft betaald, dat de huurachterstand daardoor verder is opgelopen, dat [appellante] de aangeboden betalingsregeling niet heeft geaccepteerd en dat de openstaande schuld daardoor geheel opeisbaar is.
- Begin mei 2017 heeft Woonbedrijf klachten van verschillende omwonenden ontvangen over agressief en intimiderend gedrag van [appellante] , het veroorzaken van schade aan gemeenschappelijke zaken en eigendommen van omwonenden en het gebruik van verbaal geweld door [appellante] tegen omwonenden.
- Bij brief van 4 mei 2017 heeft Woonbedrijf [appellante] uitgenodigd voor een ‘kritiekgesprek’ op 9 mei 2017 om met haar te spreken over haar gedrag en haar tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst.
- Bij e-mail van 5 mei 2017 heeft [appellante] aan Woonbedrijf onder meer meegedeeld dat zij zich niet onjuist heeft gedragen, dat sprake is van valse beschuldigingen, dat zij zelf het slachtoffer is van mishandeling en vernieling en dat zij geen gehoor zal geven aan de sommatie van Woonbedrijf. In de dagen daarna zijn nog enige e-mails gewisseld tussen Woonbedrijf en [appellante] . [appellante] heeft daarbij erkend dat ze fietsen ‘aan de kant’ zet als ze haar in de weg staan.
- Bij brief van 19 mei 2017 heeft de advocaat van Woonbedrijf aan [appellante] meegedeeld dat zij in meerdere opzichten is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst ter zake de woonruimte en de werkruimte en dat Woonbedrijf daarom tot een beëindiging van de huurovereenkomst wil komen. [appellante] is in de brief onder meer gesommeerd om, kort samengevat, geen overlast meer te veroorzaken, geen fietsen meer te verwijderen die niet haar eigendom zijn en de huurachterstand te voldoen.
- Na 19 mei 2017 heeft Woonbedrijf nieuwe meldingen ontvangen van omwonenden over het door [appellante] opnieuw verwijderen van fietsen, het vertonen van agressief en intimiderend gedrag en het plaatsen/sturen van bedreigende teksten via Social Media. Zij heeft daarbij onder meer de volgende tekst op Facebook geplaatst:
- Woonbedrijf heeft op 25 mei 2017 van een omwonende beeldmateriaal ontvangen waarop te zien is dat [appellante] een fiets verwijdert.
- Bij e-mail van 20 juni 2017 heeft [appellante] aan Woonbedrijf onder meer het volgende meegedeeld:
- ontbinding van de tussen Woonbedrijf en [appellante] gesloten huurovereenkomst voor de woonruimte en de werkruimte, en veroordeling van [appellante] om de woonruimte en de werkruimte te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonbedrijf te stellen;
- veroordeling van [appellante] tot betaling van € 3.227,29 aan achterstallige huur over de periode tot en met juni 2017, vermeerderd met wettelijke rente;
- veroordeling van [appellante] tot betaling van € 578,-- per maand voor de woonruimte en € 590,-- per maand voor de werkruimte over de periode vanaf (begin) juli 2017 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst, vermeerderd met wettelijke rente;
- veroordeling van [appellante] tot betaling van een bedrag per maand gelijk aan de laatst geldende huurprijs voor de woonruimte en de werkruimte voor de periode vanaf de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van de ontruiming van het gehuurde, vermeerderd met wettelijke rente;
- de huur niet tijdig en volledig te betalen;
- omwonenden op een fysiek en verbaal agressieve en intimiderende wijze te bejegenen;
- fietsen van omwonenden die op openbare grond of in algemene ruimtes staan te verwijderen;
- schade aan eigendommen van omwonenden te veroorzaken;
- dreigende teksten te plaatsen via WhatsApp en Facebook en daarbij ten onrechte de indruk te wekken dat zij met medeweten en toestemming van Woonbedrijf de fietsen verwijdert;
- het niet daadwerkelijk en conform de afgesproken bestemming gebruiken van de werkruimte.
- het alsnog afwijzen van de vorderingen van Woonbedrijf;
- veroordeling van Woonbedrijf tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] op grond van het vonnis aan Woonbedrijf heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente over de betaalde bedragen met ingang van de dag van de betaling tot aan de dag van de terugbetaling;