6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende niet bestreden feiten.
a. a) [appellanten] is eigenaar en bewoner van de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is gebouwd in de tweede helft van de jaren 80 van de vorige eeuw. De woning is een houten skeletbouwwoning, zonder kruipruimte, gefundeerd op staal.
b) De woningen aan [A-straat] werden destijds grotendeels omringd door weilanden. De weilanden lagen lager dan de woningen. In 2006 heeft de Gemeente op de ten oosten van [A-straat] gelegen weilanden het bouwplan [bouwplan] doen realiseren. Vanwege de relatief lage en vochtige ligging van de weilanden (met kenmerken van een wijst gebied) heeft in 2005, voorafgaand aan deze nieuwbouw, een ophoging van het maaiveld plaatsgevonden om genoemde woningbouw mogelijk te maken. Als gevolg van deze grondophoging kwamen de percelen binnen het project [bouwplan] (ongeveer 1 meter) hoger te liggen dan de percelen aan [A-straat] .
c) In het traject voorafgaand aan de realisering van het bouwplan [bouwplan] hebben verschillende bewoners van woningen aan [A-straat] hun zorgen uitgesproken over de mogelijke gevolgen van de aanleg van de nieuwe woonwijk voor hun woningen. Gevreesd werd voor waterschade als gevolg van veranderingen in de grondwaterhuis-houding.
d) Bij brief van 13 december 2005, verzonden op 20 december 2005 (inl.dagv. prod. 6) aan de bewoners van Schutsveld 16-30 heeft de Gemeente onder meer bericht:
“(…) Uitvoering van plan [bouwplan] volgens de daarvoor verleende bouwvergunningen en het goedgekeurde plan voor bouw- en woonrijp maken zal niet tot veranderingen in de grondwateromgeving leiden die direct of indirect schade aan de woningen [adressen 1 t/m 8] veroorzaken.
Mocht in de toekomst desondanks schade aan een of meer van de desbetreffende woningen ontstaan waarvan door middel van deskundig onderzoek onomstotelijk komt vast te staan, dat deze veroorzaakt is door water als gevolg van het gerealiseerde plan [bouwplan] en deze schade niet door de verzekeraar(s) van de desbetreffende woningeigenaren wordt vergoed, dan zal de Gemeente voor volledige schadeloosstelling zorgdragen.(…)”
e) Bij brief van 14 februari 2006 aan onder meer [appellanten] (eveneens inl.dagv. prod. 6) heeft de Gemeente haar standpunt verduidelijkt:
“(…) Kennelijk heeft het woord ‘onomstotelijk’ in onze brief van 20 december 2005 vragen opgeroepen. Wij verduidelijken dat hier nog eens. In het geval, dat in de toekomst schade aan een of meer woningen ontstaat door wateroverlast en waarvoor de Gemeente aansprakelijk wordt gesteld, zal de Gemeente een onafhankelijk onderzoek laten instellen naar de oorzaak van het ontstaan van de schade. Alleen als zonder twijfel wordt vastgesteld, dat de wateroverlast het gevolg is van het plan [bouwplan] , zal de Gemeente de aansprakelijkstelling accepteren en de gedupeerden volledig schadeloos stellen. (…)”
f) In opdracht van de bewoners en op kosten van de Gemeente heeft onderzoeksbureau [onderzoeksbureau] B.V. (hierna: [onderzoeksbureau] ) in 2009 onderzoek gedaan naar de oorzaak van door bewoners van [A-straat] ervaren wateroverlast en vochtproblemen in hun woningen. In hoofdstuk 5 van haar rapport van 29 januari 2010 concludeert [onderzoeksbureau] B.V. als volgt (CvA prod. 2):
“(…) Volgens opgave van de bewoners zijn de klachten echter ontstaan in de periode 2006/2007. Op basis van de lokale metingen kan echter niet geconcludeerd worden of sinds 2006/2007 een significant stijging van het grondwater is gemeten, die het tijdstip van de klachten kan onderbouwen.
De klachten van de bewoners zijn echter wel gegrond. De oorzaak is ook te relateren aan grondwater, danwel hangwater (regenwater dat niet snel genoeg in de bodem trekt).
(…)
Op basis van alle beschikbare gegevens, de interviews en de bovenstaande komen wij tot de onderstaande hypothese. De hypothese is echter drieledig en zal middels nader onderzoek moeten worden onderbouwd:
A.
De aanwezige drainage in de straat [A-straat] is verstopt. (…)
B.
De bodem en wanden [B-straat] zijn verslempt, waardoor deze niet (meer) functioneert voor de ontwatering van grondwater.(…)
C.
Doorbreking van de kleilaag in het zuidelijk deel van [bouwplan] heeft geleid tot een verstoorde ontwatering. Om de doorlatendheid van de bodem in [bouwplan] te vergroten is grondverbetering toegepast. Hoewel dit positief kan uitwerken van [bouwplan] , kan dit ook ertoe leiden dat juist een ongewenste grondwaterstroming gaat plaatsvinden vanaf de [C-straat] richting [A-straat] .
Hoewel de hypotheses meer leiden tot een oorzaak van de overlast, kan echter wel op dit moment reeds een advies worden gegeven over mogelijke maatregelen om de overlast op te lossen. Met deze maatregelen wordt de grondwaterstand kunstmatig verlaagd. Dit neemt echter niet weg, dat reeds ontstane schade aan onroerende zaken blijft. Een oplossing voor het verlagen van de grondwaterstand is het aanbrengen van drainage rondom de woningen in [A-straat] en deze drainage af te laten wateren naar [plaats] . Dit is echter een kostbare oplossing, omdat tuinen en bestrating dienen te worden opengebroken en hersteld.”
g) Een e-mail van 24 februari 2010 van de heer [projectleider Afdeling Projecten van de gemeente] , projectleider Afdeling Projecten van de Gemeente, aan de bewoners van [A-straat] luidt onder meer:
“(…) Door drie buurtbewoners is een beroep ingesteld tegen het bouwplan ‘De Rooije Hoeven’. Door de advocaat is om een gesprek gevraagd met wethouder [de wethouder] om te praten over de afhandeling van de geleden schade. Dit gesprek zal op korte termijn plaatsvinden. De afspraken die hierin gemaakt worden zullen ook voor de overige bewoners gelden die schade geleden hebben. (…)”
h) In maart 2010 heeft de Gemeente naar aanleiding van dit gesprek met een aantal (rechtsvoorgangers van) bewoners van [A-straat] een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan (tegen finale kwijting) door de bewoners de bezwaren tegen het bouwplan zijn ingetrokken en de Gemeente zich onder meer heeft verplicht tot het voor haar rekening en risico “
droogleggen” van de percelen van die bewoners, tot betaling van een (per individueel geval concreet bepaalde) schadevergoeding en tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand (inl.dagv. prod. 16). [appellanten] heeft het aanbod tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst afgewezen.
i. i) Rond juni 2010 heeft de Gemeente herstelwerkzaamheden verricht aan het reeds bestaande straatdrainage-stelsel en voor haar rekening bij alle woningen aan [A-straat] drainage rond de gevels aan laten leggen.
j) In verband met aanhoudende klachten over vochtproblemen in/rond een zestal woningen aan [A-straat] , heeft de Gemeente een onderzoek naar de werking van de verbeterde drainage laten uitvoeren door Advies- en ingenieursbureau Grontmij (hierna: Grontmij). In hoofdstuk 4 van haar rapport van 14 december 2011 schrijft Grontmij onder meer (inl.dagv. prod. 39):
“(…)
De drainage rondom de woningen is, gelet op de bestaande situatie, voor zover bekend goed aangelegd. Deze ligt een stuk hoger dan de drainage onder de straat. Het hoogteverloop van het drainagesysteem is dusdanig dat afvoer richting de sloot mogelijk is.
Op basis van het onderhavige onderzoek wordt dan ook geconcludeerd dat het drainagesysteem werkt, zolang het systeem water kan lozen op de watergang. Zodra het waterpeil stijgt worden de afvoermogelijkheden belemmerd en kan oppervlaktewater terugstromen in het drainagesysteem. Vernatting ter plaatse van de woningen behoort dan tot de mogelijkheden. De mate van vernatting en de gevolgen hiervan zijn niet in te schatten.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek, dienen enkele kanttekeningen gemaakt te worden:
(…)
* Als gevolg van de wisselende bodemopbouw met grote variatie in waterdoorlatendheid, is niet vast te stellen of de toestroom van grondwater naar het systeem voldoende groot is.
(…)
* Het is niet eenduidig vast te stellen of de ervaren wateroverlast wordt veroorzaakt door alleen grondwater, instroom van oppervlaktewater of een combinatie hiervan.
(…)
wordt aanbevolen om in eerste instantie het huidige drainagesysteem te optimaliseren.
(…)
Geadviseerd wordt in overweging te nemen om extra drainage onder de woningen aan te brengen.
(…)
In het kader van deze opdracht is alleen de werking van het huidige systeem onderzocht. Indien de aanbevelingen (paragraaf 4.2) worden opgevolgd, zal de werking van dit systeem worden geoptimaliseerd. Daarmee is niet gezegd dat de door de bewoners ervaren wateroverlast verleden tijd is. Er zijn een aantal variabelen waarover niet voldoende duidelijk is. (…)”
k) De Gemeente heeft de heer ing. [registerexpert] van [registerexperts] registerexperts B.V. (hierna: [registerexpert] ) opdracht verstrekt tot het verrichten van een dossierstudie en een bouwkundig onderzoek naar de oorzaken van de vochtoverlast bij de nog klagende bewoners. Omdat door de bewoners voor een bouwkundige inspectie van hun woningen geen toestemming werd gegeven, is het onderzoek beperkt gebleven tot de gevraagde dossierstudie. In zijn rapport van 25 april 2012 concludeert [registerexpert] op basis daarvan onder meer (CvA prod. 1):
“(…)Resumé
De problematiek overziend concluderen wij dat al langere tijd, mogelijk in beperktere mate, sprake moet zijn geweest van vochtproblemen die bovendien per woning sterk verschillen. Ons inziens betreft het individuele problemen die eerder terug te voeren zijn op bouwgebreken dan op hoge grondwaterstanden. (…)
Conclusie
De eis van de wederpartijen dat de fundering onder hun woningen geheel vrij van (grond)water moeten blijven is niet redelijk en zeker niet realistisch. Bovendien lost dit het condens probleem op de begane grondvloeren en de onderzijde van de wanden niet op. Daarnaast vormt ook hemelwater dat van buitenaf in de kennelijk poreuze stenen dringt een bron van vocht die uitsluitend met een toereikende constructie en vochtwering tegen te gaan is.(…)”
l) Een vijftal bewoners van woningen aan [A-straat] hebben een kort geding tegen de Gemeente aanhangig gemaakt en gevorderd – kort gezegd – dat de Gemeente wordt bevolen een plan van aanpak op te stellen en uit te voeren ter oplossing van de door de bewoners ervaren wateroverlast. Bij vonnis in kort geding van 21 mei 2012 (inl. dagv. prod.46) zijn de vorderingen van de bewoners afgewezen. Daarbij overwoog de voorzieningenrechter dat:
“zelfs indien de voorzieningenrechter zou aannemen dat de gemeente aansprakelijk is voor de door de Bewoners geleden schade, mede omdat voldoende aannemelijk is dat er een causaal verband is tussen de wateroverlast en de realisatie van de [bouwplan] , de vordering van de Bewoners dient te worden afgewezen vanwege de onbepaaldheid daarvan en omdat de gevolgen van toewijzing onvoldoende zijn te overzien”.
m) In een op verzoek van [appellanten] door ingenieursbureau [ingenieursbureau] (hierna [ingenieursbureau] ) in 2017 verricht onderzoek naar de wateroverlast (prod. 17 MvA) wordt geconcludeerd:
“(…)Mogelijke oorzaken vochtoverlast
(…) Gedurende de (natte) meetperiode is de grondwaterstand ter plaatse van de fundering niet hoger gestegen dan 0,67 m beneden vloerpeil. Bij een dergelijke structurele grondwaterstand en aangegeven constructie is het onwaarschijnlijk dat grondwater door middel van diffusie of optrekkend vocht via het metselwerk de woning binnendringt.
Niet uitgesloten, noch bevestigd, kan worden dat bij tijdelijke pieken in de grondwaterstand het grondwater stijgt tot het niveau van het metselwerk liggend op de betonnen funderingsvoet. Dan kan grondwater via het metselwerk optrekken in muren en tot vochtoverlast leiden. (…) Het is niet ondenkbaar dat de grondwaterstand tijdelijk (…) hoger is geweest (…). Bijvoorbeeld als gevolg van extreme neerslag (zijnde een niet structurele gebeurtenis). Ook kan niet worden uitgesloten dat het gewicht van de ophoging van het maaiveld bij de nieuwbouw [bouwplan] heeft geleid tot een drukgolf in de omgeving en daardoor een tijdelijke grondwaterstandverhoging van minstens 0,2 m ter plaatse van [adres] . (…)
Op basis van de huidige metingen in combinatie met de neerslagregistratie fluctueert de grondwaterstand momenteel niet structureel op het niveau van het metselwerk, maar stijgt de grondwaterstand wel structureel boven het niveau van de betonnen funderingsvoet.
(…) Gezien het aangetroffen droge bodemprofiel wordt vochtintrede in de woning ten gevolge van verzadiging van het ondiepe bodemprofiel als onwaarschijnlijk beoordeeld. Vochtdoorslag door de spouw naar het binnenspouwblad ten gevolge van een vochtig buitenspouwblad wordt bovendien als niet mogelijk beoordeeld.
(…)Conclusies en aanbevelingen
(…) Ten aanzien van de gestelde gewenste ontwateringsdiepte van 0,8 m is geconcludeerd dat de drainage niet diep genoeg ligt om deze ontwatering te bereiken.
(…) Niet uitgesloten, noch bevestigd kan worden dat bij tijdelijke pieken in de grondwaterstand het grondwater stijgt tot het niveau van het metselwerk liggend op de betonnen funderingsvoet. (…) Er zijn geen meetgegevens bekend om dit te onderzoeken. Op basis van de huidige metingen fluctueert de grondwaterstand onder structurele condities onder niveau van het metselwerk, ter hoogte van het betonwerk. Om te controleren of de grondwaterstand in de huidige situatie periodiek stijgt tot het metselwerk zijn aanvullende grondwaterstandmetingen benodigd.
In de rapportage van TNO is als mogelijke oorzaak van de vochtoverlast een vochtig bodempakket boven de drain aangedragen. Deze mogelijk oorzaak wordt niet waarschijnlijk geacht, (…).”