ECLI:NL:GHSHE:2019:3170

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
20-000001-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing of schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep na veroordeling voor ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarige pleegdochter. De voorlopige hechtenis was eerder opgeheven omdat er geen gevaar voor herhaling meer zou zijn, maar na een veroordelend vonnis waarbij een gevangenisstraf van 42 maanden was opgelegd, werd de gevangenneming van de verdachte bevolen. Het hof overwoog dat de vrijheidsbeneming van de verdachte rustte op artikel 5, eerste lid onder a van het EVRM, wat betekent dat de verdachte niet zonder meer het recht heeft om zijn berechting in vrijheid af te wachten. Bij de beoordeling van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is een nieuwe belangenafweging noodzakelijk, waarbij het hof concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het belang van de samenleving bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zouden moeten wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het hof wijst zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, en bevestigt daarmee de noodzaak van de voorlopige hechtenis in het licht van de ernst van de feiten en het risico op herhaling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Hofnummer: [Ressortsparketnummer]
Parketnummer 1e aanleg: [Arrondissementsparketnummer]
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. [datum 4] , binnengekomen bij het hof d.d. [datum 5], ingediend namens:
naam
[Achternaam]
voornamen
[Voornamen]
geboren
[Geboortedatum, -plaats & -land]
wonende te
[Woonplaats]
adres
[Woonplaats]
thans verblijvende
in [Detentieplaats]
waarbij primair wordt verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen vanwege het ontbreken van gronden, subsidiair de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.H.L. Antonides.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op [datum 1] in verzekering is gesteld wegens verdenking van ontucht met zijn minderjarige pleegdochter. Vervolgens is tegen verdachte een bevel voorlopige hechtenis afgegeven waarbij als grond voor de voorlopige hechtenis is aangevoerd het gevaar voor herhaling. De rechtbank heeft op [datum 2] de vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis afgewezen omdat naar het oordeel van de rechtbank er geen ernstig gevaar voor herhaling meer was. De voorlopige hechtenis van de verdachte is vervolgens opgeheven.
Verdachte is op [datum 3] door de [rechtbank] voor het aan hem verweten feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Tevens is bij dat vonnis de gevangenneming van verdachte bevolen.
Verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep aangetekend.
De rechtbank heeft de gevangenneming van verdachte als volgt gemotiveerd:
‘’
Gelet op de verwerpelijkheid van het door verdachte gepleegde misdrijf, waarbij de rechtbank vooral wijst op het feit dat het slachtoffer juist op de plek die haar rust en veiligheid behoorde te bieden en dat verdachte juist van die kwetsbaarheid op grovelijke wijze misbruik heeft gemaakt, en gelet op het feit dat verdachte – via zijn kleinkinderen dan wel ( contacten via) voetbalclubs of anderszins in zijn directe omgeving in contact staat met minderjarigen, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de vrijheid van verdachte direct wordt ontnomen. De rechtbank zal daarom de gevangenneming van verdachte bevelen.’’
Namens verdachte is primair verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen vanwege het ontbreken van gronden.
Het hof zal dat verzoek afwijzen. Gelet op het bepaalde in artikel 75, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering vormt het veroordelend vonnis waarbij aan verdachte een gevangenisstraf is opgelegd een zelfstandige grond voor de voorlopige hechtenis.
Voorts maakt het hof uit de motivering van de rechtbank van de beslissing tot gevangenneming op dat de rechtbank aan de voorlopige hechtenis ook het gevaar voor herhaling ten grondslag heeft gelegd. Het hof stemt daarmee in gelet op de omstandigheid dat verdachte zich kennelijk seksueel aangetrokken voelt door minderjarigen en hij blijkens de overweging van de rechtbank met minderjarigen al dan niet veelvuldig in contact kan komen. Daaraan doet niet af dat de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat er destijds onvoldoende gevaar voor herhaling was om daar de voortzetting van de voorlopige hechtenis op te baseren.
Voor wat betreft het verzoek tot schorsing overweegt het hof als volgt.
Door het veroordelend vonnis is de vrijheidsbeneming komen te rusten op artikel 5, eerste lid onder a van het EVRM. Dat betekent onder meer dat de verdachte niet zonder meer het recht toekomt zijn berechting in vrijheid af te wachten, nu er sprake is van een veroordeling door een daartoe bevoegde rechterlijke instantie. Bij de vraag of de voorlopige hechtenis dient te worden geschorst is sprake van een nieuwe belangenafweging waarbij gelet op het veroordelend vonnis, waarbij aan verdachte voor een ernstig feit een langdurige gevangenisstraf is opgelegd, er in beginsel sprake moet zijn van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden, op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.
Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins van het bestaan ervan gebleken.
Een en ander betekent dat het hof ook het subsidiaire verzoek, namelijk het verzoek tot schorsing, zal afwijzen.
Het hof wijst af het verzoek.
BESCHIKKENDE
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 1 augustus 2019
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier.
Fiat betekening en tenuitvoerlegging:
's-Hertogenbosch,
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De directeur van [Detentieplaats]