ECLI:NL:GHSHE:2019:3169

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
20-000000-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte was eerder veroordeeld door de rechtbank tot een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank had de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, waarbij zij oordeelde dat de persoonlijke belangen van de verdachte ondergeschikt waren aan de strafvorderlijke belangen en het belang van de samenleving. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat het veroordelend vonnis een zelfstandige grond voor voorlopige hechtenis vormt. Daarnaast heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die het belang van de samenleving zouden doen wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het hof concludeert dat de vrijheidsbeneming rust op artikel 5, eerste lid onder a van het EVRM, wat inhoudt dat de verdachte niet zonder meer het recht heeft om zijn berechting in vrijheid af te wachten. De beslissing van het hof is dat zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Hofnummer: [Ressortsparketnummer]
Parketnummer 1e aanleg: [Arrondissementsparketnummer]
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. [datum 2] ingediend namens:
naam
[Achternaam]
voornamen
[Voornamen]
geboren
[Geboortedatum, -plaats & -land]
wonende te
[Woonplaats]
adres
[Woonplaats]
thans verblijvende
in [Detentieplaats]
waarbij primair wordt verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, subsidiair de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. W.A.J.A. Welten.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte bij vonnis van de [rechtbank] van [datum 1] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Bij dat vonnis is tevens de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen:
‘‘
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de ernst en de omvang van de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging, de persoonlijke belangen die verdachte heeft bij het voortduren van de schorsing ondergeschikt zijn aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis. De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie daarom toe en heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Gelet op het bepaalde in artikel 75, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering vormt het vonnis van [datum 1] een zelfstandige grond voor voorlopige hechtenis zodat reeds daarom het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis vanwege het ontbreken van een grond moet worden afgewezen.
Wat betreft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt.
Door het veroordelend vonnis is de vrijheidsbeneming komen te rusten op artikel 5, eerste lid onder a van het EVRM. Dat betekent onder meer dat de verdachte niet zonder meer het recht toekomt zijn berechting in vrijheid af te wachten, nu er sprake is van een veroordeling door een daartoe bevoegde rechterlijke instantie. Bij de vraag of de voorlopige hechtenis dient te worden geschorst is sprake van een nieuwe belangenafweging waarbij gelet op het veroordelend vonnis, waarbij aan verdachte voor ernstige feiten een langdurige gevangenisstraf is opgelegd, er in beginsel sprake moet zijn van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden, op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.
Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins van het bestaan ervan gebleken.
Een en ander betekent dat het hof ook het subsidiaire verzoek, namelijk het verzoek tot schorsing, zal afwijzen.
Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 1 augustus 2019
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier.
Fiat betekening en tenuitvoerlegging:
's-Hertogenbosch,
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De directeur van [Detentieplaats]