In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van ouders tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van hun minderjarige kind is verleend. De ouders, die in eerste aanleg in het ongelijk zijn gesteld, hebben verzocht deze beschikking te vernietigen. De minderjarige, geboren in 2015, staat sinds januari 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en de ouders hebben onvoldoende pedagogische vaardigheden aangetoond om de ontwikkelingsbedreiging van hun kind in de thuissituatie weg te nemen. Ondanks intensieve hulpverlening zijn de ouders niet in staat gebleken om een stabiele en veilige opvoedingsomgeving te bieden. De GI heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, en het hof heeft de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 juli 2019, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding, en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.