ECLI:NL:GHSHE:2019:3128

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
200.242.833_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen werd afgewezen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.L.M. Schrouff, verzocht het hof om haar in haar verzoeken ontvankelijk te verklaren en haar alleen het gezag over de kinderen toe te kennen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Olde Loohuis, verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 25 juni 2019, waarbij de moeder, de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, aangezien er geen praktische problemen waren met het gezamenlijk gezag. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader na hun echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen hebben uitgeoefend en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders.

Het hof concludeert dat de moeder niet in haar verzoek kan worden ontvangen en dat de vader niet heeft belemmerd in de uitoefening van het gezag. De moeder heeft in het verleden zonder toestemming van de vader belangrijke beslissingen genomen, zoals het inschrijven van de kinderen op school en het aanvragen van therapie. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 augustus 2019
Zaaknummer: 200.242.833/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/243618 / FA RK 17-4664
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
in deze zaak woonplaats kiezende te [kantoorplaats] , ten kantore van haar advocaat,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. E.J.A. Roeleven, thans mr. M.L.M. Schrouff,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.A.M. Olde Loohuis.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] 2005,
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] 2009, en
[minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 april 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 juli 2018, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de moeder in haar verzoeken ontvankelijk te verklaren en de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 augustus 2018, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden, met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Schrouff;
-de vader, bijgestaan door mr. Olde Loohuis; de vader is tevens bijgestaan door een tolk, Ali Baban, nadat hij daartoe op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed heeft afgelegd;
-de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 30 maart 2018;
- de brief met bijlagen van mr. Roeleven d.d. 4 april 2019;
- de brief met bijlage van mr. Schrouff d.d. 4 juni 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 9 mei 2017 heeft de rechtbank Limburg tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 6 september 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag over de kinderen uitoefent, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader belemmert de moeder in de uitoefening van het gezag. Hij heeft twee jaar achter elkaar geweigerd zijn toestemming te verlenen voor het aanvragen van vreemdelingenpaspoorten en vorig jaar voor een vakantie van de moeder en de kinderen naar de broer van de moeder in Zwitserland. Volgens de vader omdat hij bang is dat de moeder met de kinderen naar Irak gaat, maar die angst is niet terecht omdat de moeder daar helemaal niet heen wil. Dit jaar heeft de vader noodgedwongen enkele dagen voor de zitting bij de rechtbank toestemming verleend voor een vakantie van de moeder en de kinderen naar Zwitserland. Het is aannemelijk dat de vader zijn toestemming in de toekomst ook niet zal verlenen als deze toestemming nodig is.
De moeder vraagt zich ook af hoe het gezamenlijk gezag kan worden uitgeoefend gelet op het volledig ontbreken van communicatie tussen de ouders en de angst van de moeder en de kinderen voor de vader. De moeder en de kinderen hebben sinds 2015 geen contact meer met de vader en hij toont geen betrokkenheid. De vader weet hierdoor niet wat in het belang van de kinderen is. In spoedsituaties moeten partijen ook snel kunnen overleggen en dat is al vier jaar niet mogelijk. Vanwege haar angst durft de moeder niet met de vader te communiceren. Afgedwongen communicatie zal ertoe leiden dat de kinderen klem en verloren raken. De moeder verwijst naar een drietal uitspraken van verschillende gerechtshoven waaruit blijkt dat indien sprake is van huiselijk geweld met als gevolg traumatische ervaringen waarvoor hulp moet worden ingezet, er redenen zijn voor een gezagsbeëindiging omdat dit aan communicatie tussen partijen in de weg staat.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het gezamenlijk gezag heeft niet geleid tot praktische problemen. De vader heeft nimmer belangrijke beslissingen over de kinderen tegengewerkt en hij heeft nimmer zonder gegronde redenen geweigerd zijn toestemming te verlenen. De moeder verstrekt de vader geen informatie over waar zij op vakantie gaat en wanneer. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vreemdelingenpaspoorten en voor vervangende toestemming voor een vakantie afgewezen.
De vader heeft al jaren geen contact met de moeder en de kinderen, maar een gebrekkige communicatie is onvoldoende om het gezag te wijzigen. De vader wil graag een traject starten om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Ook wil de vader zijn betrokkenheid tonen, maar hij ontvangt volstrekt geen informatie van de moeder. De vader weet niet waar de kinderen wonen en naar welke school zij gaan. De vader is totaal niet gekend in de behandeling van [minderjarige 1] (EMDR). De vader vreest dat een wijziging van het gezag zal leiden tot een verdere verwijdering van de vader uit het leven van de kinderen. De uitspraken waarnaar de moeder verwijst betreffen andere situaties.
3.7.
De raad brengt ter zitting, kort samengevat, onder meer het volgende naar voren.
De bestreden beschikking kan worden bekrachtigd. De afgelopen jaren is er niets geweest wat door het gezamenlijk gezag niet kon worden uitgevoerd. De moeder heeft alles kunnen doen en regelen met en voor de kinderen, al dan niet met toestemming van de vader.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.8.2.
Ter zitting heeft de (advocaat van de) moeder haar verzoek om een proceskostenveroordeling ingetrokken. Het hof zal de moeder in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
3.8.3.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
3.8.4.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen beoordeling en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en dat niet gebleken is dat de kinderen bij de gezamenlijke gezagsuitoefening klem of verloren zouden raken tussen de ouders of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen is. In aanvulling op hetgeen de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd, overweegt het hof nog het volgende.
3.8.6.
Niet is gebleken dat de vader de moeder in de uitoefening van haar gezag belemmert. Weliswaar heeft de vader in het verleden geen toestemming verleend voor zowel het aanvragen van paspoorten voor de kinderen als voor een vakantie van de moeder en de kinderen naar Zwitserland, maar volgens de vader was dit ingegeven vanuit zijn angst dat de moeder met de kinderen naar Irak zou gaan. Afgezien van de vakanties en de kwestie van de paspoorten zijn er geen andere zaken waarvoor de vader zijn toestemming heeft geweigerd.
3.8.7.
Ondanks het ontbreken van toestemming is de moeder met de kinderen naar Zwitserland gegaan. Verder heeft de moeder tot op heden alles kunnen regelen, ook zonder toestemming van de vader. Zo heeft [minderjarige 1] EMDR-therapie gevolgd en heeft zij [minderjarige 1] ingeschreven op een middelbare school. Inmiddels is het de vader duidelijk dat de kinderen met hun vreemdelingenpaspoorten alleen binnen de Schengenzone kunnen reizen, tot welke zone Irak niet behoort. Onlangs heeft de vader voor de zomer van dit kalenderjaar toestemming verleend voor een vakantie van de moeder en de kinderen naar Zwitserland.
3.8.8.
Het hof gaat er, reeds gelet op het voorgaande, dan ook vanuit dat de vader in de toekomst zijn toestemming zal verlenen voor (in ieder geval) vakanties binnen de Schengenzone en studiereizen van de kinderen en verder voor overige zaken waarvoor zijn toestemming vereist is, indien dit in het belang van de kinderen is en, bepaald niet onbelangrijk, de moeder hem hierover tijdig voldoende informatie verstrekt, al dan niet via tussenkomst van derden zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. De door de moeder aangehaalde uitspraken leiden niet tot een ander oordeel, nu sprake is van – gedeeltelijk – andere feiten en omstandigheden
3.9.
Reeds op grond van het vorenstaande, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen. Al hetgeen anders of meer door de moeder is aangevoerd, kan in het kader van het onderhavige hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep inzake een proceskostenveroordeling;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 april 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.T.L.G. Pellis, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.H. Schijven-Bours en is op 22 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.