Het hof zal eerst beoordelen of de door [appellante] gestelde ruilovereenkomst tot stand is gekomen. Daaraan is de rechtbank in het bestreden vonnis niet toegekomen. [appellante] voert ter onderbouwing van haar stelling aan dat de makelaar op 4 oktober 2016 een aanbod tot grondruil heeft gedaan aan [geïntimeerde 1] c.s. en dat deze laatste dat aanbod hebben aanvaard, alles mondeling, waarmee de overeenkomst tot stand is gekomen. [appellante] verwijst naar verschillende verklaringen en gedragingen waaruit volgens haar de aanvaarding van het aanbod kan worden geconcludeerd. Zo verwijst zij naar een e-mail van de heer [aandeelhouder/bestuurder] , aandeelhouder/bestuurder van [appellante] (hierna: [aandeelhouder/bestuurder] ), verstuurd op de avond van 4 oktober 2016, waarin hij de heer [wethouder] , wethouder van de gemeente [gemeente] onder meer bericht: ‘ [de makelaar] heeft vanmiddag voor [appellante] overeenstemming bereikt met [geïntimeerde 1] op basis van onder meer een grondruil. Het moet nog wel op papier gezet worden.’
[appellante] verwijst verder naar een e-mailbericht van 15 november 2016 van mevrouw [gemeenteambtenaar] , werkzaam bij de gemeente [gemeente] , (hierna: [gemeenteambtenaar] ) aan [aandeelhouder/bestuurder] voornoemd, waarin is vermeld:
‘U heeft wethouder [wethouder] op 4 oktober 2016 bericht dat u met dhr. [geïntimeerde 1] overeenstemming heeft bereikt op basis van onder meer een grondruil. Eén en ander moest nog op papier gezet worden. Onlangs hebben wij van dhr. [geïntimeerde 1] vernomen dat u beiden in principe wel eens zou zijn over grondruil, maar dat u nog discussie heeft over nadere afspraken. Dit betreuren wij. Wij hopen dat de door u aangegeven overeenstemming tussen u beiden wellicht alsnog kan worden bereikt op een constructieve wijze (…)’.
[appellante] voert daarnaast aan dat de makelaar de gemaakte afspraken schriftelijk heeft vastgelegd en op 7 oktober 2016 per e-mail aan [geïntimeerde 1] heeft toegestuurd, maar dat [geïntimeerde 1] c.s. pas op 20 oktober 2016 heeft gereageerd op de e-mail van de makelaar, dus bijna twee weken nadat deze de overeenkomst aan [geïntimeerde 1] c.s. had gemaild. [appellante] verwijst ook naar een schriftelijke verklaring van de makelaar, productie 12 bij memorie van grieven, waarin onder meer is vermeld: ‘Ik heb op 4 oktober 2016 vanaf 15.00 uur in mijn hoedanigheid van makelaar van [appellante] ( [appellante] ) een gesprek gehad met de heer [geïntimeerde 1] in diens woning aan de [adres] [plaats] . Bij deze bespreking was mevrouw [geïntimeerde 2] het grootste gedeelte van de tijd aanwezig en nam aan het gesprek deel. (…) Onderwerp van het gesprek was de ontwikkeling door [appellante] op haar gronden die belenden aan de woning en weiland van de familie [geïntimeerde 1] . Tijdens deze bespreking is door ondergetekende met de heer [geïntimeerde 1] mondeling overeenstemming bereikt over een grondruil zoals weer gegeven op de aangehechte schetstekening. Ondergetekende heeft de totstandkoming van deze ruilovereenkomst dezelfde dag telefonisch medegedeeld aan de heer [aandeelhouder/bestuurder] die daarop de verantwoordelijk wethouder van de bereikte overeenstemming per mail heeft verwittigd. (…)
[appellante] stelt voorts dat er op 9 november 2016 opnieuw een gesprek tussen de makelaar en [geïntimeerde 1] heeft plaatsgevonden, nadat [geïntimeerde 1] op 24 oktober 2016 per e-mail aan de makelaar had laten weten de afspraken als door deze vastgelegd niet te zullen ondertekenen omdat deze afspraken niet overeenkwamen met de inhoud en toon waarop zij met elkaar hebben gesproken. Tijdens het gesprek van 9 november 2016 heeft [geïntimeerde 1] volgens [appellante] bevestigd dat overeenstemming over de grondruil was bereikt, maar wilde [geïntimeerde 1] een aantal aanpassingen op de gemaakte afspraken, waarmee de makelaar namens [appellante] akkoord ging. Daarna is er volgens [appellante] nog telefonisch contact geweest tussen de makelaar, in het bijzijn van [aandeelhouder/bestuurder] , en [geïntimeerde 1] op 10 november 2016, waarin [geïntimeerde 1] bevestigde dat er overeenstemming was over de grondruil.