ECLI:NL:GHSHE:2019:3031

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
200.179.629_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake gezag en omgang tussen vader en minderjarige

In deze zaak, die betrekking heeft op gezag en omgang, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2019 een tussenbeschikking gegeven. De zaak betreft een hoger beroep van de vader, die in eerste aanleg een beschikking heeft gekregen over de omgang met zijn minderjarige dochter, geboren in 2010. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Verstraten, heeft verzocht om een voorlopige omgangsregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Handring, eveneens haar wensen heeft geuit over de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg zijn als belanghebbenden betrokken in deze procedure.

De beschikking van 27 september 2018 bepaalde dat de vader voorlopig recht had op begeleide omgang met de minderjarige, onder regie van de gecertificeerde instelling. In de tussenliggende periode heeft het hof kennisgenomen van verschillende brieven en formulieren van beide advocaten en de GI, waarin de stand van zaken omtrent de omgang werd besproken. De ouders hebben inmiddels weer contact met elkaar en er is een voorlopige regeling getroffen waarbij de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in onderling overleg afspraken hebben gemaakt over de omgang, en dat deze omgang als prettig wordt ervaren door zowel de vader als de minderjarige. Het hof heeft besloten om de huidige omgangsregeling vast te leggen in een tussenbeschikking, waarbij de omgang voorlopig is vastgesteld op eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag 19.30 uur. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot een pro forma zitting op 16 december 2019, waarbij de ouders worden verzocht om verslag uit te brengen over de voortgang van de omgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 augustus 2019
Zaaknummer: 200.179.629/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/123065 / FA RK 13-641
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[verweerster],
wonende op een geheim adres
,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H.M. Handring.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

17.De beschikking d.d. 27 september 2018

Bij die beschikking heeft het hof:
  • uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] en bepaald dat de begeleide omgang voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder regie van de GI, waarbij de invulling (waaronder de vraag door wie de omgang wordt begeleid) wordt overgelaten aan de GI;
  • de GI verzocht tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof schriftelijk te informeren over het verloop van de begeleide omgang, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen en de raad;
  • iedere verdere beslissing omtrent de omgang aangehouden tot PRO FORMA 1 april 2019.

18.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

18.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 18 maart 2019;
- de brief met bijlage van de GI van 9 april 2019;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 18 april 2019;
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 18 april 2019, nogmaals overgelegd bij V6-formulier d.d. 19 april 2019;
18.2.
Vervolgens heeft het hof bij brief van 19 april 2019 de GI en (de advocaat van) de moeder verzocht met spoed nadere inlichtingen te verschaffen.
18.3.
Het hof heeft daarna kennisgenomen van de brief met bijlage van de GI d.d. 25 april 2019, welke stukken het hof bij brief van 29 april 2019 naar partijen en de raad heeft doorgestuurd.
18.4.
Het hof heeft daarna kennisgenomen van:
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 29 april 2019;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 1 mei 2019;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 3 mei 2019;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 14 mei 2019.
18.5.
Het hof heeft partijen, de GI en de raad opgeroepen om te verschijnen ter zitting op 30 juli 2019.
18.6.
Vervolgens heeft het hof kennisgenomen van:
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 17 juli 2019;
- het e-mailbericht van de advocaat van de vader d.d. 18 juli 2019;
- de brief van de GI d.d. 16 juli 2019, ingekomen op 19 juli 2019.
18.7.
Het hof heeft vervolgens partijen, de GI en de raad bericht dat de zitting van 30 juli 2019 geen doorgang zal vinden en dat er een tussenbeschikking zal volgen.

19.De verdere beoordeling

19.1.
De moeder heeft bij brief van 17 juli 2019 het hof nader geïnformeerd over de actuele stand van zaken. Sinds kort is er weer contact tussen de ouders en is er omgang tussen de vader en [minderjarige] . Afgesproken is dat [minderjarige] om het weekend van vrijdag na school tot zondag 19.30 uur bij de vader verblijft. De ontwikkeling is nog pril maar verloopt over het algemeen goed. Een mondelinge behandeling acht de moeder nu niet wenselijk. Hoewel de moeder het nog te vroeg vindt om deze omgangsregeling op te nemen in een definitieve uitspraak, verzoekt zij het hof de omgangsregeling op te nemen in een tussenbeschikking en de verdere behandeling aan te houden tot het einde van dit jaar.
Mocht er in tussentijd een ontwikkeling zijn die maakt dat een mondelinge behandeling alsnog noodzakelijk is of die ervoor zorgt dat er alsnog een einduitspraak kan worden gedaan, dan zal de moeder het hof hierover berichten.
19.2.
Bij e-mailbericht van 18 juli 2019 heeft de vader het hof bericht dat hij verheugd is dat hij weer contact heeft met zijn dochter. De situatie is echter vrij plotseling ontstaan en de vader hoopt dat het contact blijvend is. De vader kan er mee instemmen dat het hof thans een tussenbeschikking geeft en de zaak verder aanhoudt, zoals de moeder heeft verzocht. Volgens de vader is een regeling afgesproken waarbij [minderjarige] éénmaal per twee weken bij de vader verblijft van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 20.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen. Mocht de omgang weer stoppen dan zal worden verzocht zo spoedig mogelijk een nieuwe zitting te plannen.
19.3.
Bij brief van 16 juli 2019 heeft de GI bevestigd dat er omgang is tussen de vader en [minderjarige] . De vader en de moeder zijn in staat gebleken gezamenlijk uitvoering te geven aan de omgang. In de zomervakantie is [minderjarige] gedurende langere tijd aaneensluitend (ongeveer vijf dagen) bij de vader geweest. De omgang verloopt naar behoren. Met [minderjarige] is gesproken en de omgang wordt als prettig ervaren. De GI acht de omgang in het belang van [minderjarige] .
De omgang vindt plaats op vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zondag 19.30 uur, eenmaal in de veertien dagen. De vakanties regelen de ouders op dit moment onderling, vanuit wat voorligt en wat [minderjarige] aan kan, zo begrijpt het hof.
De GI heeft geen bezwaar indien de huidige omgangsregeling wordt vastgelegd in een beschikking.
19.4.
Het hof oordeelt als volgt.
19.4.1.
Op basis van de nadere informatie van partijen en de GI stelt het hof vast dat de ouders in onderling overleg erin zijn geslaagd afspraken te maken over de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Eenmaal in de twee weken verblijft [minderjarige] een weekend bij de vader en in de zomervakantie heeft [minderjarige] ook wat langer bij de vader verbleven. Uit de stukken maakt het hof op dat zowel de vader als [minderjarige] de omgang als prettig ervaren.
Het hof juicht deze positieve ontwikkeling toe en complimenteert ouders met het feit dat zij deze stap hebben kunnen zetten.
19.4.2.
Het hof maakt uit de stukken eveneens op dat de positieve ontwikkeling nog pril is en dat de ouders nog niet zo ver zijn om een definitieve regeling te laten opnemen in een eindbeschikking van het hof. Wel zouden zij de huidige afspraken graag als een voorlopige regeling in een tussenbeschikking laten opnemen, om aan het einde van het jaar het hof te informeren over de voortgang van de voorlopige omgangsregeling en de gewenste volgende procedurestap.
19.4.3.
Het hof zal aan het verzoek van de ouders voldoen en een voorlopige omgangsregeling vaststellen als na te melden. Het hof zal iedere verdere beslissing pro forma aanhouden tot na te melden datum en de ouders verzoeken twee weken vóór die datum schriftelijk verslag uit te brengen aan de GI, de raad en het hof over het verloop van de voorlopige omgangsregeling en zich uit te laten over de gewenste volgende procedurestap.
19.4.4.
Over de omvang en frequentie van de voorlopige omgang tussen de vader en [minderjarige] merkt het hof nog op dat de GI en de moeder uitgaan van een omgangsweekend eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag
19.30 uur, terwijl de vader uitgaat van een omgangsweekend eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag
20.00 uur.
De moeder heeft in haar brief van 17 juli 2019 voorts geen gewag gemaakt van (extra) omgang tussen de vader en [minderjarige] in de vakanties en tijdens feestdagen, terwijl de vader stelt dat afgesproken is dat [minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij hem verblijft. De GI benoemt een langer verblijf van [minderjarige] bij de vader in de zomervakantie van 2019 en merkt op dat de ouders de vakanties op dit moment onderling regelen.
Het hof zal gezien het voorgaande bepalen dat de vader en [minderjarige] voorlopig, totdat het hof daarover anders heeft beslist, recht hebben op omgang met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag 19.30 uur, eventueel uit te breiden in onderling overleg tussen de ouders (en de GI), waaronder begrepen kan worden een verblijf van [minderjarige] bij de vader in de vakanties.
19.5.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

20.De beslissing

Het hof:
stelt tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , de volgende voorlopige omgangsregeling vast:
[minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag 19.30 uur bij de vader, eventueel uit te breiden in onderling overleg tussen de ouders (en de GI), waaronder begrepen kan worden een verblijf van [minderjarige] bij de vader in de vakanties;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 16 december 2019;
verzoekt de ouders uiterlijk twee weken vóór de pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen aan het hof over het verloop van de voorlopige omgangsregeling, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de andere ouder, de GI en aan de raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en S.P.A. Wensink-Vergunst en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.