ECLI:NL:GHSHE:2019:2977

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
200.254.984_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging in huurzaak tussen Eetcafé Movies B.V. en De Groene Toren B.V. en Bavaria N.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een huurzaak. Eetcafé Movies B.V. (hierna: Movies) heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 31 januari 2019 is gewezen. In het hoger beroep zijn ook De Groene Toren B.V. (hierna: DGT) en Bavaria N.V. (hierna: Bavaria) betrokken. Movies is appellante in het principaal appel en verweerster in het incidenteel appel, terwijl DGT en Bavaria geïntimeerden zijn in het principaal appel en appellanten in het incidenteel appel.

De zaak betreft een incident tot voeging ex artikel 222 Rv, waarbij Bavaria verzocht om voeging van de onderhavige procedure met een vrijwaringszaak die zij tegen Stichting Bewaar De Groene Toren en De Groene Toren C.V. heeft aangespannen. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat er sprake is van verknochtheid tussen de zaken, aangezien beide zaken over dezelfde discussie gaan. Movies en DGT hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot voeging moet worden toegewezen, waarbij het heeft benadrukt dat de vorderingen hun zelfstandigheid behouden, ondanks de voeging. De proceskosten van het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor beraad, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.254.984/01
arrest van 6 augustus 2019
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv in de zaak van
Eetcafé Movies B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel, tevens verweerster in incidenteel appel,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: Movies,
advocaat: mr. H.C. Koops te Amstelveen,
tegen

1.De Groene Toren B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde sub 1 in principaal appel, tevens appellante in incidenteel appel,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: DGT,
advocaat: mr. T. Delmee te Tilburg,

2.Bavaria N.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde sub 2 in principaal appel, tevens appellante in incidenteel appel,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als: Bavaria,
advocaat: mr. M. van Heeren te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 februari 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 31 januari 2019, gewezen tussen Movies als eiseres in conventie, verweerster in reconventie jegens Bavaria, DGT als gedaagde in conventie en Bavaria als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6207644 17/7127)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het op de rol van 26 februari 2019 tegen Bavaria verleende verstek;
  • het H1-fomulier voor de rol van 9 april 2019 waarbij mr. M. van Heeren het verstek heeft gezuiverd en zich voor Bavaria heeft gesteld;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel met producties van DGT;
  • de incidentele memorie tot voeging ex artikel 222 Rv tevens memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Bavaria;
  • de memorie van antwoord in incident ex 222 Rv van Movies;
  • de conclusie van antwoord in incident van DGT.
Het hof heeft daarna een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De vordering van Bavaria strekt tot voeging van de onderhavige procedure met de vrijwaringszaak die Bavaria bij exploot van 13 juni 2019 tegen Stichting Bewaar De Groene Toren en De Groene Toren C.V. is gestart en die zij tijdens de rolzitting van 25 juni 2019 bij dit hof aanhangig zal maken. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Bavaria kort gezegd dat zij in de onderhavige zaak in eerste aanleg Stichting Bewaar De Groene Toren en De Groene Toren C.V. in vrijwaring heeft opgeroepen en dat de kantonrechter bij vonnis van 31 januari 2019 de vorderingen in de vrijwaringszaak heeft afgewezen omdat ook de vorderingen in de hoofdzaak waren afgewezen. Volgens Bavaria is er sprake van verknochtheid omdat beide zaken over dezelfde discussie gaan.
3.2.
Movies en DGT refereren zich aan het oordeel van het hof.
3.3.
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 222 lid 1 Rv juncto artikel 353 lid 1 Rv in geval dat voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, de voeging daarvan kan worden gevorderd. Het hof constateert dat de vordering tot voeging, gelet op het bepaalde in artikel 222 lid 2 juncto artikel 220 lid 3 juncto artikel 353 lid 1 Rv tijdig is ingesteld.
3.4.
De onderhavige procedure is het hoger beroep van de hoofdzaak die in eerste aanleg door Movies tegen DGT en Bavaria aanhangig is gemaakt. De zaak waarmee voeging wordt gevorderd is het hoger beroep van de vrijwaringszaak die door Bavaria tegen Stichting Bewaar De Groene Toren en De Groene Toren C.V. aanhangig om haar te vrijwaren voor de gevolgen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak. Het hoger beroep van de vrijwaring is inmiddels onder zaaknummer 200.262.390/01 bij dit hof geregistreerd. Naar het oordeel van het hof is het een gegeven dat de zaken waarvan voeging wordt gevorderd verknocht zijn. Ook de kantonrechter heeft beide zaken in eerste aanleg gelijktijdig behandeld en beslist. Nu verder Movies en DGT zich refereren, zal de incidentele vordering tot voeging worden toegewezen.
3.5.
Het hof overweegt voor de duidelijkheid dat de vorderingen, ondanks de voeging, hun zelfstandigheid behouden (HR 21 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2500). Door de voeging wordt de partij in de ene zaak ook niet automatisch partij in de andere zaak
(HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2904), althans voor zover dat nog niet het geval is. Een en ander betekent dat de verschillende procespartijen door middel van vermelding van de zaaknummers steeds duidelijk moeten maken op welke zaak hun memories en/of akten betrekking hebben.
3.6.
Omdat geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
3.7.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met zaaknummer 200.254.984/01 met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.262.390/01 tussen Bavaria als appellante en Stichting Bewaar de Groene Toren en De Groene Toren C.V als geïntimeerden;
compenseert de proceskosten van het incident tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, A.J. Henzen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 augustus 2019.
griffier rolraadsheer