ECLI:NL:GHSHE:2019:2971

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
200.216.585_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over schadevergoeding en deskundigenrapport in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot schadevergoeding. De appellanten, waaronder een vennootschap en een particulier, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding die voortvloeit uit een advies dat niet aan de verwachtingen voldeed. Het hof heeft in een tussenarrest van 2 april 2019 geoordeeld dat de schade moet worden begroot en dat bepaalde grieven van de appellanten slagen, terwijl andere grieven falen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten schadevergoeding verschuldigd zijn aan de beheersmaatschappij en andere geïntimeerden, met de voorwaarde dat als de schade aan de beheersmaatschappij is vergoed, de vorderingen van de andere geïntimeerden komen te vervallen.

Het hof heeft ook aangegeven dat het een deskundige zal benoemen om de omvang van de schade en het rendement op de modelportefeuille vast te stellen. De deskundige moet een hypothetische portefeuille samenstellen die voldoet aan de criteria die het hof heeft vastgesteld. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige, maar het hof heeft aangegeven dat de deskundige de eerder benoemde deskundige van de rechtbank goed kan vervangen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlating door partijen over de voortgang van de procedure. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 verwezen voor akte aan beide zijden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.216.585/01
arrest van 6 augustus 2019
in de zaak van

1.[de vennootschap] , voorheen handelend onder de naam [het adviesburo] Adviesburo B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam,
tegen

1.Beheersmaatschappij [beheersmaatschappij] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als gezamenlijk [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. A.C. van Schaick te Tilburg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 28 augustus 2018 en 2 april 2019.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 2 april 2019;
  • de akte uitlating voortgang procedure van [appellanten] ;
  • de akte na tussenarrest van [geïntimeerden]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

9.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
9.1.1. Bij tussenarrest van 2 april 2019 heeft het hof - verkort weergegeven - geoordeeld dat:
(1) de schade in de onderhavige procedure zal worden begroot (rov 6.5.1.) en dat de grieven 1 en 2 in principaal hoger beroep wat dit betreft slagen;
(2) deze grieven 1 en 2 in ieder geval deels falen waar zij pleiten voor volledige afwijzing van iedere schadevergoedingsvordering, nu [appellanten] zelf hebben aangeven dat de ondergrens van de “netto” aan [geintimeerden 2 en 3] te betalen schade € 35.152,87 bedraagt (rov 6.5.2.);
(3) de vordering in eerste aanleg is ingesteld door [beheersmaatschappij] én [geintimeerden 2 en 3] en de stelling dat thans primair namens (alleen) [beheersmaatschappij] wordt gevorderd een – te late – eiswijziging behelst, die ter zijde zal worden gelaten (rov. 6.6.3.);
(4) door [appellanten] schadevergoeding verschuldigd is aan [beheersmaatschappij] en aan [geintimeerden 2 en 3] , met dien verstande dat als de schade van [beheersmaatschappij] is vergoed, de vorderingen van [geintimeerden 2 en 3] komen te vervallen (rov 6.7.4);
(5) uitgangspunt blijft dat [geïntimeerden] het pensioen in eigen beheer hebben genomen, waarbij zij beleggingen zouden zijn aangegaan die pasten binnen het gekozen defensieve risicoprofiel, op grond van een advies dat de toets der kritiek zou kunnen doorstaan, rekening houdend met het opgestelde klantprofiel (defensief) waarbij 25% zou worden belegd in aandelen en 75% in obligaties en de te beleggen gelden (deels) dienden ter aanvulling van het pensioen van [geintimeerden 2 en 3] in een periode van drie tot vijf jaar na juli 2011 en dat aan de hand van een zgn. modelportefeuille moet worden bepaald wat in die hypothetische situatie het behaalde rendement op de beleggingen van [geïntimeerden] zou zijn geweest (rov 6.8.5). Als schadedatum houdt het hof 1 juli 2016 aan (rov 6.8.7.)
9.1.2. Het hof heeft aangegeven dat het door een nog te benoemen deskundige voorgelicht wenst te worden tot welk bedrag de inleg van € 478.416,99 zou kunnen zijn aangegroeid bij beleggingen die voldoen aan de genoemde criteria, waarbij de deskundige verder vrij is in het samenstellen van die hypothetische portefeuille (gelijk de destijds voor [geïntimeerden] samengestelde portefeuille) met een wereldwijde blootstelling. Het hof heeft aangegeven of en zo ja welke waarde daarbij moet worden toegekend aan de fondsen die niet (meer) uitkeren (rov 6.8.6.) en dat als rendement over het uitgekeerde bedrag van € 133.000,00 zal worden aangehouden 2,5% vanaf 8 november 2012 tot 1 juli 2016.
9.1.3. Het hof verwerpt het verweer van [appellanten] dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerden] , zodat de te berekenen schade volledig voor rekening van [appellanten] zal komen (rov 6.9.6).
9.2.1. Voor het geval partijen op basis van de door het hof gegeven oordelen geen regeling in der minne zouden kunnen bereiken, heeft het hof aangegeven dat het een deskundige zal benoemen ter vaststelling van de omvang van de schade(vergoeding) en meer in het bijzonder van het rendement op de modelportefeuille. Het hof heeft vervolgens de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen over de voortgang van de procedure.
9.2.2. Partijen hebben het hof meegedeeld dat zij geen minnelijke regeling hebben bereikt. [geïntimeerden] hebben aangegeven dat de eerder door de rechtbank benoemde deskundige de door het hof bedoelde berekening goed zal kunnen maken. [appellanten] hebben tegen benoeming van deze deskundige bezwaar gemaakt.
9.2.3. Het hof is voornemens als deskundige te benoemen
de heer drs. C.M.I.A. Janssen RA
Westpark Accountants en Belastingadviseurs
Postbus 235
6200 AE Maastricht
T: + [telefoonnummer]
F: + [faxnummer]
E: [e-mailadres]
9.2.4. De deskundige heeft het door hem verlangde voorschot op zijn kosten begroot op 40 (uren) x € 220,00 = € 8.800,00 excl. btw (€ 10.648,00 incl. btw) en aangegeven de benoeming te zullen aanvaarden, onder toepasselijkheid van de algemene dienstverleningsvoorwaarden van Westpark. Bij benoeming zal het voorschot voorlopig ten laste van [appellanten] komen.
9.2.5. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor gelijktijdige akte aan de zijde van beide partijen, zodat zij zich kunnen uitlaten over het voorgenomen deskundigenbericht, de persoon van de voorgestelde deskundige, de voorwaarden waaronder de deskundige heeft aangegeven zijn werk te willen doen en het voorschot.
9.2.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig als bedoeld in rov 9.2.5.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, H.K.N. Vos en T. Dorhout Mees en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 augustus 2019.
griffier rolraadsheer