9.1.1. Bij tussenarrest van 2 april 2019 heeft het hof - verkort weergegeven - geoordeeld dat:
(1) de schade in de onderhavige procedure zal worden begroot (rov 6.5.1.) en dat de grieven 1 en 2 in principaal hoger beroep wat dit betreft slagen;
(2) deze grieven 1 en 2 in ieder geval deels falen waar zij pleiten voor volledige afwijzing van iedere schadevergoedingsvordering, nu [appellanten] zelf hebben aangeven dat de ondergrens van de “netto” aan [geintimeerden 2 en 3] te betalen schade € 35.152,87 bedraagt (rov 6.5.2.);
(3) de vordering in eerste aanleg is ingesteld door [beheersmaatschappij] én [geintimeerden 2 en 3] en de stelling dat thans primair namens (alleen) [beheersmaatschappij] wordt gevorderd een – te late – eiswijziging behelst, die ter zijde zal worden gelaten (rov. 6.6.3.);
(4) door [appellanten] schadevergoeding verschuldigd is aan [beheersmaatschappij] en aan [geintimeerden 2 en 3] , met dien verstande dat als de schade van [beheersmaatschappij] is vergoed, de vorderingen van [geintimeerden 2 en 3] komen te vervallen (rov 6.7.4);
(5) uitgangspunt blijft dat [geïntimeerden] het pensioen in eigen beheer hebben genomen, waarbij zij beleggingen zouden zijn aangegaan die pasten binnen het gekozen defensieve risicoprofiel, op grond van een advies dat de toets der kritiek zou kunnen doorstaan, rekening houdend met het opgestelde klantprofiel (defensief) waarbij 25% zou worden belegd in aandelen en 75% in obligaties en de te beleggen gelden (deels) dienden ter aanvulling van het pensioen van [geintimeerden 2 en 3] in een periode van drie tot vijf jaar na juli 2011 en dat aan de hand van een zgn. modelportefeuille moet worden bepaald wat in die hypothetische situatie het behaalde rendement op de beleggingen van [geïntimeerden] zou zijn geweest (rov 6.8.5). Als schadedatum houdt het hof 1 juli 2016 aan (rov 6.8.7.)
9.1.2. Het hof heeft aangegeven dat het door een nog te benoemen deskundige voorgelicht wenst te worden tot welk bedrag de inleg van € 478.416,99 zou kunnen zijn aangegroeid bij beleggingen die voldoen aan de genoemde criteria, waarbij de deskundige verder vrij is in het samenstellen van die hypothetische portefeuille (gelijk de destijds voor [geïntimeerden] samengestelde portefeuille) met een wereldwijde blootstelling. Het hof heeft aangegeven of en zo ja welke waarde daarbij moet worden toegekend aan de fondsen die niet (meer) uitkeren (rov 6.8.6.) en dat als rendement over het uitgekeerde bedrag van € 133.000,00 zal worden aangehouden 2,5% vanaf 8 november 2012 tot 1 juli 2016.
9.1.3. Het hof verwerpt het verweer van [appellanten] dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerden] , zodat de te berekenen schade volledig voor rekening van [appellanten] zal komen (rov 6.9.6).