In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2019, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) heeft een incidentele vordering tot voeging ingediend, waarbij zij zich als partij wil voegen aan de zijde van de appellant in de hoofdzaak. De appellant, die werkzaam is bij de vennootschap, heeft de FNV verzocht om hem te ondersteunen in zijn vorderingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat FNV voldoende belang heeft bij de procedure, aangezien zij partij is bij de relevante cao en de belangen van haar leden behartigt.
Het hof heeft geoordeeld dat de eisen van een goede procesorde niet in de weg staan aan de toewijzing van de incidentele vordering. De vennootschap heeft niet gereageerd op de incidentele vordering, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De FNV heeft onbetwist gesteld dat zij de belangen van haar leden, waaronder de appellant, behartigt en dat de cao van toepassing is binnen de vennootschap. Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van FNV, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juli 2019.