6.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellant] , na wijziging van eis:
“
Primair:
1. UFP te veroordelen om aan hem te betalen het achterstallig loon over de jaren 2011 t/m 2015 (onder toepassing van althans gerelateerd aan de avv cao voor de technische groothandel zoals in het lijf van deze dagvaarding omschreven en gespecificeerd) en de wettelijke verhoging daarover, in totaal ad € 136.145,39 bruto, althans € 32.910,35 bruto, alsmede de wettelijke rente daarover, berekend tot 1 april 2016, ad € 11.151,36 althans € 1.188,62, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 1 april 2016, alsmede (ingeval van veroordeling in het hogere brutobedrag voornoemd) over 2016 het achterstallige loon ad € 2.482,19 bruto, te verhogen met de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente over dat achterstallige salaris en de wettelijke verhoging vanaf de datum van deze dagvaarding;
2. UFP voorts te veroordelen om vanaf 1 april 2016 aan hem te betalen het maandloon ad € 8.336,64 bruto althans € 7.216,07 bruto en het op dat maandloon gebaseerde vakantiegeld en dit maandloon telkenmale te verhogen met de volgens genoemde cao vastgestelde verhogingen;
3. UFP te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van gemachtigde daaronder begrepen, alsmede met veroordeling van UFP in de nakosten, te begroten op 50% van de voor sector Handel procedures ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en -voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
1. UFP te veroordelen om aan hem te betalen het achterstallig loon over de jaren 2011 t/m 2015 (onder toepassing van indexering conform de CPI afgeleid zoals in het lijf van deze dagvaarding omschreven en gespecificeerd) en de wettelijke verhoging daarover, in totaal ad € 110.970,68 bruto, althans € 56.215,99 bruto alsmede de wettelijke rente daarover berekend tot 1 april 2016 ad € 5.233,73 althans € 2.109,65, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 1 april 2016;
2. UFP voorts te veroordelen om vanaf 1 april 2016 aan hem te betalen het maandloon ad € 7.947,47 bruto althans € 7.324.94 bruto en het op dat maandloon gebaseerde vakantiegeld en dit maandloon telkenmale te verhogen met de jaarmutatie volgende uit de afgeleide consumenten prijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CPI afgeleid);
3. UFP te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van gemachtigde daaronder begrepen, alsmede met veroordeling van UFP in de nakosten, te begroten op 50% van de voor sector Handel procedures ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en -voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
1. UFP te veroordelen om aan hem te betalen het achterstallig loon (gekort tijdens ziekte) over de jaren 2011 t/m 2014 en de wettelijke verhoging daarover, in totaal ad € 5.206,36 bruto alsmede de wettelijke rente daarover berekend tot 22 april 2016 ad € 428,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal ad € 5.634,48 bruto sedert 22 april 2016;
2. UFP te veroordelen om aan hem te betalen het (restant) achterstallig loon (gekort tijdens ziekte) over 2015 en de wettelijke verhoging daarover en de wettelijke rente € 2.237,42 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover sedert 23 maart 2016;
3. UFP voorts te veroordelen om vanaf april 2016 aan hem ingeval van ziekte en ongeval het volledige vaste salaris gedurende ten minste twee jaar door te betalen;
4. UFP te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van gemachtigde daaronder begrepen, alsmede met veroordeling van UFP in de nakosten, te begroten op 50% van de voor sector Handel procedures ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.”
6.3.2.Voormelde wijziging van eis betreft de meer subsidiaire vordering. Thans luidt deze als volgt:
“
Meer subsidiair:
1. Geïntimeerde te veroordelen om aan appellant te betalen € 2.145,08, zijnde 50% wettelijke verhoging over het ten onrechte door geïntimeerde in de jaren 2011 t/m 2014 gekorte salaris tijdens ziekte (ten bedrage van € 4.290,16), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat ten onrechte gekorte salaris en de wettelijke verhoging, derhalve over € 6.435,24 van de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot en met 29 november 2016 en over € 2.145,08 sindsdien, tot de dag der algehele betaling;
2. Geïntimeerde te veroordelen om aan appellant te betalen het (restant) achterstallig loon en wettelijke verhoging (wegens ten onrechte door geïntimeerde over 2015 tijdens ziekte gekort salaris) ad € 2.237,42, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover sedert 23 maart 2016;
3. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van deze procedure -in twee instanties-, de kosten van gemachtigde daaronder begrepen, alsmede met veroordeling van gedaagde in de nakosten, te begroten op 50% van de voor sector Handel procedures ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en -voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.”