ECLI:NL:GHSHE:2019:283

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
200.191.189_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en contactherstel tussen kinderen en vader

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De vader verzoekt om een zorg- en contactregeling met zijn kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft eerder deskundigen benoemd om de mogelijkheden voor een omgangsregeling te onderzoeken, maar deze inspanningen hebben geen resultaat opgeleverd. De kinderen hebben herhaaldelijk aangegeven geen contact met hun vader te willen, wat door het hof als een zwaarwegend belang wordt beschouwd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2018 is de vader gehoord, evenals de moeder en de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd dat het afdwingen van contact met de vader schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof concludeert dat het in strijd met de belangen van de kinderen zou zijn om een omgangsregeling vast te stellen, gezien de duidelijke afwijzing van contact door de kinderen en de negatieve impact die dit contact op hen heeft. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

De moeder wordt verweten dat zij onvoldoende steun heeft geboden aan de kinderen in hun relatie met de vader, en het hof merkt op dat er nog steeds geen zicht is op contactherstel. De beslissing van het hof is dat de verzoeken van de vader worden afgewezen, en de eerdere beschikking wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 24 januari 2019
Zaaknummer: 200.191.189/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/193223 / FA RK 14-1961
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. Haacke.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 Rv van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

13.De beschikking van 12 juli 2018

13.1.
Het hof heeft bij beschikking van 12 juli 2018 partijen verwezen naar AnaCare te [vestigingsplaats] en AnaCare verzocht het hof te informeren over het verloop van het gesprek met [de minderjarige 1] , het contactmoment tussen [de minderjarige 1] en de vader en de verder gemaakte afspraken en de te nemen vervolgstappen om te komen tot een verder contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft voorts iedere beslissing aangehouden.
13.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij dit hof van 5 juli 2018;
  • het V8-formulier van 16 augustus 2018 van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie van het hof op dezelfde datum, met daarbij de brief van [de minderjarige 1] aan haar vader;
  • het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 23 augustus 2018, ingekomen ter griffie van het hof op dezelfde datum;
  • de brief van de raad van 29 augustus 2018, ingekomen ter griffie van het hof op 31 augustus 2018, met daarbij het eindverslag BOR;
  • de brief van [de minderjarige 1] van 12 oktober 2018, ingekomen ter griffie van het hof op 18 oktober 2018, waarin zij aangeeft te zullen verschijnen tijdens het kindgesprek;
  • het V-6 formulier van de advocaat van de vrouw van 7 december 2018, ingekomen ter griffie van het hof op dezelfde datum;
  • de brief van AnaCare van 11 december 2018, ingekomen ter griffie van het hof op 17 december 2018;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 12 december 2018, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde datum.
13.3
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. C.A.M.J.M. Joosten;
  • de moeder, bijgestaan door mr. D. Haacke;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
13.4.
De GI is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

14.De verdere beoordeling

14.1.
Aan het hof ligt nog steeds voor het verzoek van de vader van 29 april 2016 om de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 17 februari 2016 te vernietigen en alsnog de door de vader gevraagde zorg- en contactregeling met [de minderjarige 1] (geboren [geboortedatum] 2007) en [de minderjarige 2] (geboren [geboortedatum] 2010) toe te wijzen, dan wel een zorg- en contactregeling vast te stellen zoals het hof juist acht.
14.2.
De moeder heeft het hof gevraagd de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
14.3.
Het hof is bij beschikking van 9 februari 2017, kort samengevat, overgegaan tot het benoemen van deskundigen van Rubicon Jeugdzorg om te onderzoeken op welke wijze een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader tot stand zou kunnen komen. Dit onderzoek heeft niet tot enig resultaat geleid. Rubicon heeft de kinderen niet kunnen spreken.
Bij beschikking van 10 augustus 2017 heeft het hof vervolgens - na bij afzonderlijke beschikking de kinderen onder toezicht van de GI te hebben gesteld - de GI als belanghebbende aangemerkt en het hof heeft het verloop van het door de GI in te zetten BOR-traject en de aanvullende hulpverlening, alsmede de (voorlopige) resultaten van de inspanningen van de gezinsvoogd afgewacht. Een en ander heeft tot geen enkel resultaat geleid.
Er leek sprake van een voorzichtige opening naar contact tussen [de minderjarige 1] en de vader, omdat [de minderjarige 1] tijdens het kindgesprek bij het hof op 5 juli 2018 aangegeven had hiervoor nu wel een mogelijkheid te zien. Het hof heeft daarna bij beschikking van 12 juli 2018 partijen doorverwezen naar AnaCare voor een nader gesprek tussen [de minderjarige 1] en de hulpverlener(s) van AnaCare, teneinde het contact tussen [de minderjarige 1] en de vader te ondersteunen. Dit contact is echter niet van de grond gekomen. [de minderjarige 1] heeft haar vader een brief gestuurd waarin zij contact met hem wederom resoluut afwijst.
14.4.
Het hof heeft [de minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening nogmaals kenbaar te maken. Zij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 18 december 2018 ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden opnieuw gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren. De slotsom van het gesprek met [de minderjarige 1] was dat zij per se geen contact wenst met haar vader. Zij heeft op zeer stellige wijze aangegeven dit nu niet te willen en in de toekomst ook niet en dat dit voor haarzelf, maar ook voor [de minderjarige 2] geldt. De reden waarom zij op 5 juli 2018 bij het hof heeft aangegeven dat ze mogelijk wel contact zou willen met haar vader was volgens [de minderjarige 1] gelegen in het feit dat ze dacht dat dat was wat het hof wilde horen. Ze heeft aangegeven dat ze dit in het laatste gesprek met het hof heel duidelijk wilde rechtzetten.
14.5.
De vader voert ter zitting het volgende aan. De vader is geschrokken over hetgeen [de minderjarige 1] heeft verklaard tijdens het kindgesprek. Hij kan de boosheid van [de minderjarige 1] niet plaatsen en vraagt zich af of het van [de minderjarige 1] zelf komt. De vader denkt nog altijd dat de sleutel voor het leggen van contact tussen hem en de kinderen ligt in het verbeteren van de verstandhouding tussen hem en de moeder en het aangaan van het gesprek hierover. De vader is bereid hiertoe een traject met de moeder te doorlopen. De vader verwacht dat het beeld dat [de minderjarige 1] van hem heeft, zal veranderen als er contact is tussen de vader en de moeder.
14.6.
De moeder voert ter zitting het volgende aan. De moeder heeft alles op alles gezet om een manier te vinden het contact tussen [de minderjarige 1] en de vader vorm te geven. Het blijven aandringen bij [de minderjarige 1] zal zorgen voor een toename van haar frustratie. Het lukt de moeder niet de negativiteit van de kinderen over de contacten met de vader te doorbreken. De moeder heeft desgevraagd geantwoord dat zij niets ziet in het voorstel van de vader om een traject in te gaan om het ouderschap te herbezien. De moeder wenst rust, voor haarzelf en de kinderen.
14.7.
De raad voert ter zitting aan dat het meest ideale zou zijn als de moeder inzicht zou krijgen in haar eigen aandeel en haar veranderingsmogelijkheden ten opzichte van de kinderen. De vader zou daarnaast moeten stoppen met procederen. Ouders zouden samen een traject moeten ingaan en ieder hun aandeel moeten oppakken. De raad is geschokt door het beeld dat [de minderjarige 1] tijdens het kindgesprek heeft laten zien. [de minderjarige 1] zit ernstig in de knel en heeft zich tijdens het gesprek zo opgesteld om een gevoel van veiligheid te kunnen creëren. De raad geeft aan dat ook oma (mz) een aandeel heeft in dit geheel. De raad betreurt het dat alle hulpverlening die is ingezet tot niets heeft geleid en geeft aan dat er geen mogelijkheden meer zijn binnen de gedwongen hulpverlening en dat hij niet anders kan adviseren dan het verzoek van de vader nu af te wijzen.
14.8.
Het hof constateert dat de voorzichtige opening die leek te zijn bereikt naar contact tussen [de minderjarige 1] en haar vader toch geen kans heeft gekregen. [de minderjarige 1] heeft een brief aan haar vader geschreven waarin zij laat weten dat zij en [de minderjarige 2] geen contact met hem willen.
AnaCare heeft in haar verslag van 16 augustus 2018 aangegeven dat het thans niet haalbaar is om contact of omgang te organiseren, ook niet in de vorm van omgang op afstand, zoals bijvoorbeeld middels mail, briefverkeer of telefonisch contact. [de minderjarige 1] heeft alsnog duidelijk aangegeven dit nu niet te willen. Of dit op een later tijdstip wel haalbaar is, is niet duidelijk. AnaCare ziet voor [de minderjarige 2] evenmin mogelijkheden tot contact met vader. [de minderjarige 2] wordt in zijn dagelijks leven beperkt door de angsten van moeder over vader. AnaCare hoopt dat, indien de vader niet meer procedeert, er wellicht in de toekomst ruimte komt voor [de minderjarige 1] om zelf keuzes te maken. Zolang ze hierin gedwongen wordt zal haar weerstand waarschijnlijk alleen maar toenemen en de kloof tussen de vader en [de minderjarige 1] groter worden.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de raad heeft aangegeven dat hoewel het niet hebben van contact met de vader als een ontwikkelingsbedreiging gezien kan worden, in deze situatie geconstateerd moet worden dat het afdwingen van contact met de vader bij de kinderen nu slechts schade aan hun ontwikkeling toebrengt en derhalve momenteel niet in hun belang is. De GI heeft bovendien het besluit genomen geen verlenging van de ondertoezichtstelling te zullen verzoeken.
Gezien het voorgaande acht het hof het in strijd met zwaarwegende belangen van de beide kinderen om een omgangsregeling vast te stellen. Dit leidt ertoe dat de verzoeken van de vader met betrekking tot het vaststellen van een omgangsregeling en het uitvoeren van een raadsonderzoek worden afgewezen.
14.9.
Ten overvloede overweegt het hof het volgende. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 17 februari 2016 terecht geconcludeerd dat de sleutel tot het herstel van de contacten tussen vader en kinderen bij de moeder ligt. Alle sindsdien ingezette hulpverlening heeft niet geleid tot herstel van de contacten. De moeder heeft naar het oordeel van het hof de kinderen hierin onvoldoende gesteund.
Het hof stelt verder vast dat de moeder zich op de laatste zitting niet bereid heeft getoond om alsnog met vader de mogelijkheden van nieuw ouderschap te onderzoeken, zoals door de vader nadrukkelijk voorgesteld. Gebleken is aldus dat de moeder zich nog steeds niet wil openstellen voor inzichten die tot verandering of verbetering zouden kunnen leiden. Het valt moeder dan ook aan te rekenen dat er nog steeds geen zicht is op contactherstel tussen vader en kinderen.
14.10.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

15.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen onder bovenvermeld zaaknummer gegeven beschikking van de rechtbank Limburg van 17 februari 2016;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en J.C.E. Ackermans-Wijn, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.