ECLI:NL:GHSHE:2019:2825

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
200.235.236_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en omgangsregeling tussen grootouders en ouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben de grootouders in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen en om alsnog een omgangsregeling met hun kleinkinderen vast te stellen. De moeder van de kinderen heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft de rechtbank verzocht de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 januari 2019, waarbij zowel de grootouders als de moeder en de vader aanwezig waren. De ouders hebben in het verleden te maken gehad met verslavingsproblematiek, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen. De moeder heeft moeite met de rol van de grootouders en is terughoudend ten aanzien van contactherstel. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder zich niet aan gemaakte afspraken heeft gehouden en dat haar gronden om geen medewerking te verlenen aan contactherstel ontoereikend zijn. Het hof heeft de zaak pro forma aangehouden tot 24 oktober 2019, in afwachting van het verloop van het contact tussen de grootouders en de kinderen, zoals eerder overeengekomen. De advocaten zijn verzocht om het hof tijdig te informeren over de voortgang van dit contact.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 juli 2019
Zaaknummer: 200.235.236/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/332536 FA RK 17-3538
in de zaak in hoger beroep van:
[de grootmoeder] en [de grootvader],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de grootouders (vaderszijde),
advocaat: mr. J.J.J. Jansen,
als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters,
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 december 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, met producties, ingekomen ter griffie op 6 maart 2018, hebben de grootouders verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de grootouders alsnog ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling alsmede dit verzoek inhoudelijk te behandelen dan wel een besluit te nemen zoals het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 april 2018, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de grootouders niet-
ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep, dan wel het beroep van de grootouders ongegrond te verklaren.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de grootouders, bijgestaan door mr. Jansen;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Pieters;
  • de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordigster van de GI, die als informant is gehoord.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de advocaat van de grootouders als de advocaat van de moeder een pleitnota overgelegd.
2.3.1.
De raad is, met bericht van verhindering van 24 december 2019, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Van het verhandelde ter zitting is een (verkort) proces-verbaal opgemaakt.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • een pakket met stukken uit de eerste aanleg;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 december 2017;
  • het V-formulier van de advocaat van de grootouders d.d. 9 juli 2018, met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 21 december 2018, met bijlage;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 31 december 2018, met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de grootouders d.d. 4 januari 2019, met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 16 januari 2019, met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 11 april 2019, met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de grootouders d.d. 30 april 2019, met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader hebben een relatie.
Uit die relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014.
De moeder is belast met het eenhoofdige gezag over de kinderen.
3.2.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof van 8 januari 2019 is, kort samengevat, het volgende gebleken. De ouders hebben gekampt met (verslavings)problematiek als gevolg waarvan de kinderen met toestemming van de moeder uit huis zijn geplaatst. De ouders hebben hard gewerkt om hun leven weer op de rails te krijgen. De ondertoezichtstelling is geëindigd, maar de situatie is nog steeds kwetsbaar. De moeder heeft moeite met de rol die de grootouders in het verleden hebben gespeeld en zij heeft weerstand tegen contactherstel tussen de grootouders en de kinderen. De vader bevindt zich in een spagaat. Hij wil de kinderen meenemen naar zijn ouders, maar hij wil niet dat de relatie met de moeder daardoor schade oploopt.
Tijdens voornoemde mondelinge behandeling is afgesproken dat de grootouders hulpverlening zouden inschakelen van [instelling 1] en dat de moeder contact zou opnemen met
haar hulpverlener van [instelling 2] . De ouders en de grootouders zouden samen met de hulpverleners in gesprek gaan. Er zou een contactmoment worden gepland tussen de grootouders en de kinderen, waarbij het contact zou worden begeleid/geobserveerd. De hulpverleners zouden samen afstemmen hoe het contact kan worden gerealiseerd en geëvalueerd.
3.3.
Bij brief van 11 april 2019 heeft de moeder, kort gezegd, aangegeven dat het niet goed gaat in haar thuissituatie en dat er geen contact(herstel) kan plaatsvinden. Sinds de kinderen op de hoogte zijn van het contactherstel zijn er zorgen ontstaan. De kinderen ervaren spanningen. Die uiten zich in lichamelijke klachten en zorgelijk gedrag bij de kinderen, zoals beschreven in de verslagen van de hulpverlening. De moeder stelt om die reden geen medewerking te zullen verlenen aan het contactherstel tussen de grootouders en de kinderen. Zij wenst dat er opnieuw een mondelinge behandeling wordt bepaald.
3.4.
De grootouders hebben bij brief van 30 april 2019 aangegeven dat zij het beeld dat de moeder schetst in haar brief van 11 april 2019 niet herkennen. De grootouders hebben zich gehouden aan de ter zitting gemaakte afspraken, maar de moeder is niet bereid om haar medewerking te verlenen aan contactherstel. Dat betreuren de grootouders en ook zij wensen een voortzetting van de mondelinge behandeling.
3.5.
Het hof constateert dat de moeder zich niet aan de ter zitting gemaakte afspraken heeft gehouden. De gronden die de moeder aanvoert om haar medewerking niet te verlenen aan het contactmoment tussen de grootouders en de kinderen acht het hof ontoereikend. Het behoort tot de ouderlijke verantwoordelijkheid om afspraken die op volwassen niveau ten overstaan van het hof zijn gemaakt na te komen en er voor te zorgen dat er draagvlak bij de kinderen ontstaat hieraan medewerking te verlenen. Dat hierdoor enige spanningen kunnen ontstaan acht het hof begrijpelijk. Deze kunnen en mogen er echter niet toe leiden dat er dan maar niets meer gebeurt en dat gemaakte afspraken niet worden nagekomen. Het hof acht een voortzetting van de mondelinge behandeling op dit moment dan ook niet aan de orde en zal de zaak aanhouden tot de in het dictum genoemde pro forma datum in afwachting van de verantwoording van het verloop van een alsnog door de moeder en de grootouders samen met de hulpverleners te plannen contactmoment tussen de grootouders en de kinderen, waarbij het contact door de hulpverlening zal worden geobserveerd.

4.De beslissing

Het hof:
houdt de (verdere) behandeling van de zaak pro forma aan tot 24 oktober 2019 in afwachting van het verloop van het contact tussen de grootouders en de kinderen, zo als overeengekomen tussen partijen en nader beschreven onder rechtsoverweging 3.5;
verzoekt de advocaten om het hof tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum te berichten over het verloop van bovengenoemd contact onder verstrekking van een afschrift daarvan aan elkaar en aan de raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens, en M.L.F.J. Schyns en is op 25 juli 2019 en is uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.