Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 mei 2018, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] is beëindigd en het gezag aan de moeder is toegewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Houtman, verzoekt de beschikking te vernietigen en zijn verzoek tot vaststelling van een zorg- en contactregeling toe te wijzen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. I. Gerrand, verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2019, waarbij de raad voor de Kinderbescherming ook aanwezig was.
De vader heeft aangevoerd dat de wettelijke vereisten voor eenhoofdig gezag niet zijn vervuld en dat er verbeteringen zijn in de communicatie tussen hem en de moeder. Hij heeft sinds augustus 2018 hulp gezocht voor zijn psychische klachten en is bereid om zijn therapeut in te schakelen voor verdere communicatie met de moeder. De moeder daarentegen betwist dat de vader zijn verantwoordelijkheden als gezagsouder heeft genomen en heeft geen vertrouwen in zijn vermogen om constructief te communiceren.
Het hof oordeelt dat de vader niet in staat is geweest om zijn verantwoordelijkheden als gezagsouder te nemen en dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag eindigt. Wel wordt de vader ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een begeleide omgangsregeling, gezien de gewijzigde omstandigheden. Het hof verwijst de partijen naar de Combinatie Jeugdzorg voor de uitvoering van de omgangsregeling, waarbij de verdere invulling in overleg zal plaatsvinden. De beslissing van het hof is op 25 juli 2019 uitgesproken.