ECLI:NL:GHSHE:2019:2816

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
200.222.033_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging geboortedatum in de geboorteakte van een kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een moeder om haar geboortedatum te wijzigen in de geboorteakte van haar kind. De moeder stelde dat er bij het opmaken van de geboorteakte een misslag was gemaakt, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. Het hof stelde dat aan het bewijs van een misslag zeer hoge eisen worden gesteld en dat de moeder niet had aangetoond dat de geboortedatum zoals vermeld op de geboorteakte onjuist was. De advocaat-generaal had geadviseerd om de akte te verbeteren, maar het hof volgde dit advies niet. Het hof concludeerde dat de moeder enkel haar eigen verklaring had over haar geboortedatum, wat onvoldoende was om een misslag aan te nemen. Bovendien werd opgemerkt dat de registratie van de geboortedatum in de Gemeentelijke Basisadministratie (BRP) niet als bewijs kon dienen voor de juistheid van de geboortedatum. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de wijziging van de geboortedatum had afgewezen, en wees het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 juli 2019
Zaaknummer: 200.222.033/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/315642 / FA RK 16-6387
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: thans mr. A.P. van Stralen, voorheen mr. A. van den Berg,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Eindhoven,
zetelend te Eindhoven;
hierna ook te noemen: de ambtenaar.

5.De beschikking d.d. 1 november 2018

Bij die beschikking heeft het hof de Advocaat-Generaal bij het ressortspakket te
’s-Hertogenbosch (hierna: AG) verzocht om zich binnen zes weken na de datum van deze beschikking uit te laten over de vraag of er aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Eindhoven op grond van artikel 1:24 BW opdracht dient te worden gegeven tot verbetering van de akte van geboorte van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004, met dien verstande dat de geboortedatum van de moeder wordt gewijzigd in:
Geboortedatum: [geboortedatum moeder 1] 1985;
Het hof heeft voorts de moeder en de ambtenaar in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de ontvangst van voormeld standpunt van de AG schriftelijk daarop te reageren, waarbij zij zich tevens dienen uit te laten over de vraag of zij behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de AG d.d. 26 november 2018;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 29 november 2018, ingekomen ter griffie op 4 december 2019;
- de brief van de ambtenaar d.d. 17 januari 2019, ingekomen ter griffie op 23 januari 2019;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 10 februari 2019.
6.2.
Het hof begrijpt uit voormelde brieven dat er geen prijs wordt gesteld op een nadere mondelinge behandeling. Het hof zal derhalve de zaak op de stukken af doen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De vraag die voorligt is of op grond van artikel 1:24 lid 1 BW aan de ambtenaar van de burgerlijke stand opdracht dient te worden gegeven tot verbetering van de akte van geboorte van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004, in die zin dat de geboortedatum van de moeder wordt gewijzigd in [geboortedatum moeder 1] 1985, omdat die akte thans een misslag bevat.
7.2.
De AG heeft het hof - kort samengevat - bericht dat aan de ambtenaar opdracht dient te worden gegeven tot verbetering van genoemde akte van geboorte van [minderjarige 1] , zoals verzocht.
7.3.
De advocaat van de moeder sluit zich bij het bericht van de AG aan.
7.4.
De ambtenaar heeft het hof bericht dat de eigen verklaring van de moeder niet dezelfde status heeft als documenten afgegeven door een bevoegde autoriteit in het land van herkomst. Zij heeft geen akte van geboorte noch een Chinees reisdocument overgelegd. Evenmin heeft zij aangetoond dat zij zich heeft ingespannen om de benodigde documenten van de Chinese autoriteiten te verkrijgen. Dat de moeder in het kader van de ‘pardonregeling’ een verblijfsrecht heeft verkregen bewijst niets over de juistheid van haar gegevens. In het belang van het kind dient alleen tot wijziging van de gegevens van de moeder te worden overgegaan als, uit de daarvoor bestemde bronnen, blijkt welke gegevens juist zijn. Het hof begrijpt dat de ambtenaar haar standpunt om de bestreden beschikking te bekrachtigen handhaaft.
7.5.
Het hof is van oordeel dat op basis van de stukken niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een misslag. Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen afweging en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de geboortedatum van de moeder van [geboortedatum moeder 2] 1979, zoals deze staat vermeld op de geboorteakte van [minderjarige 1] , onjuist is en dient te worden verbeterd in de datum “ [geboortedatum moeder 1] 1985”.
In aanvulling op het voorgaande oordeelt het hof dat het door de moeder geleverde bewijs van de door haar gestelde geboortedatum onvoldoende is op grond van het navolgende.
7.5.1.
De moeder heeft met geen enkel document uit China de door haar gestelde geboortedatum kunnen onderbouwen. Niet alleen heeft zij geen enkel Chinees reisdocument of enig ander gelegaliseerd document uit China (zoals een notarieel certificaat, of een kopie van de “Hukou” of vergelijkbaar document) overgelegd, zij heeft ook geen enkel ander objectief gegeven overgelegd waaruit blijkt dat zij op [geboortedatum moeder 1] 1985 is geboren.
Er is door de moeder ook geen bewijs overgelegd waaruit haar inspanningen blijken om de benodigde documenten van de Chinese autoriteiten te verkrijgen. Hoewel de moeder stelt geen familie meer te hebben in China die haar daarbij zou kunnen helpen en het voor haar een belemmering vormt dat haar reisdocument China als reisland uitsluit, is door de moeder geen enkel stuk overgelegd waaruit volgt dat zij daadwerkelijk hulp van de ambassade dan wel andere instanties in China heeft ingeschakeld voor het verkrijgen van de genoemde documenten. De enkele blote stelling van de moeder ter zitting van het hof dat zij (zonder resultaat) bij de ambassade is geweest en brieven heeft geschreven naar Chinese instanties, acht het hof onvoldoende.
7.5.2.
Voorts staat vast dat in opdracht van de IND in november 2000 een leeftijdsonderzoek van de moeder is uitgevoerd waaruit is gebleken dat zij in 2000 niet jonger dan 21 jaar kon zijn. De conclusie van dit onderzoek luidt (met een betrouwbaarheid van 95% of hoger) dat een leeftijd van 21 jaar of ouder wordt toegekend aan [de moeder] op [datum] 2000, de datum van het röntgenologisch onderzoek te Eindhoven . De IND heeft haar datum van geboorte vervolgens fictief op [geboortedatum moeder 2] 1979 gesteld. Het hof constateert dat de moeder niet de deugdelijkheid of de uitkomst van het leeftijdsonderzoek van de IND heeft aangevochten. Het hof gaat derhalve uit van de juistheid van de conclusies van het onderzoek. Op grond hiervan kan de door de moeder gestelde geboortedatum van [geboortedatum moeder 1] 1985 niet de juiste datum zijn.
7.5.3.
Dat de moeder op basis van haar eigen verklaring onder ede met de geboortedatum [geboortedatum moeder 1] 1985 in de Gemeentelijke Basisadministratie, thans BRP, is geregistreerd, acht het hof onvoldoende bewijs. In art. 2.8 Wet BRP wordt een eigen verklaring in de rangorde van brondocumenten, als laagste bron aangemerkt. De gegevens die op basis van een eigen verklaring worden opgenomen in de BRP zijn leidend voor alle overheidsinstanties en worden vervolgens gebruikt op documenten die door de overheid verstrekt worden, zoals verblijfsdocumenten en reisdocumenten voor vreemdelingen. Dat de gegevens zoals opgenomen in de BRP leidend zijn en in alle overheidsstukken worden opgenomen, bewijst echter niet de juistheid van deze gegevens. Het feit dat de geboortedatum “ [geboortedatum moeder 1] 1985” is vermeld op het ID-bewijs van de moeder afgegeven te Utrecht medio augustus 2015, op haar reisdocument verstrekt door de gemeente Utrecht op 12 juli 2013 en de afschriften uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Utrecht d.d. 6 augustus 2009 en 24 januari 2011, maakt dit derhalve niet anders.
7.5.4.
Ook het feit dat de moeder een verblijfsrecht heeft verkregen in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (verder: RANOV) bewijst niet de juistheid van de gestelde geboortedatum van de moeder.
Uit de door de moeder (als productie 6) overgelegde brief van de IND d.d. 27 september 2007 volgt dat er in het kader van de RANOV door de IND ambtshalve is getoetst of de moeder en [minderjarige 1] voldeden aan de voorwaarden die gelden om voor de RANOV in aanmerking te komen. De moeder is in staat gesteld tot een identiteitsherstel.
Uit deze brief volgt dat de moeder hiertoe binnen twee maanden na dagtekening van deze brief bij de IND haar werkelijke identiteit diende aan te tonen aan de hand van een geldig nationaal paspoort, en indien dat niet mogelijk was een kopie van een gelegaliseerde geboorteakte of een gewaarmerkt uittreksel uit het geboorteregister, dan wel een nationale identiteitskaart uit het land van herkomst waaruit de werkelijke identiteit blijkt.
Weliswaar volgt uit de (als productie 7) overgelegde brief van de IND van 4 maart 2008 dat aan de moeder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend op grond van de genoemde RANOV regeling. Niet gebleken is echter op grond van welke stukken dan wel verklaringen deze verblijfsvergunning aan de moeder is verleend. Ook is niet helder op basis van welke gegevens haar geboortedatum van [geboortedatum moeder 2] 1979 is gewijzigd in [geboortedatum moeder 1] 1985, zoals lijkt te volgen uit de kop van deze brief van de IND d.d. 4 maart 2008.
Het hof is dan ook van oordeel dat uit de toekenning van de verblijfsvergunning aan de moeder niet de conclusie kan worden getrokken dat zij heeft voldaan aan de in de brief van 27 september 2007 gestelde eisen met betrekking tot de te overleggen documenten en dat op basis daarvan haar geboortedatum is gewijzigd.
7..5.5. De conclusie is dan dat de moeder uiteindelijk enkel haar eigen verklaring heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde geboortedatum. Het hof acht dat onvoldoende om een misslag aan te nemen.
7.6.
De moeder heeft in hoger beroep eveneens een beroep gedaan op rechtsgelijkheid en op de belangen van het kind. Dit kan naar het oordeel van het hof niet slagen. De enkele omstandigheid dat de geboorteakte van haar andere zoon [minderjarige 2] door de gemeente Lelystad met toestemming van de officier van justitie in die zin is veranderd dat haar geboortedatum is gewijzigd in “ [geboortedatum moeder 1] 1985”, kan er op zichzelf niet toe leiden dat ook de geboorteakte van [minderjarige 1] gewijzigd zou moeten worden.
7.6.1.
Dat [minderjarige 1] in feite geen bestaande juridische moeder heeft, zoals de moeder stelt, nu haar geboortedatum op zijn akte van geboorte onjuist is vermeld, volgt het hof niet. Nu niet is aangetoond dat er sprake is van een misslag is de geboorteakte juist. Dat de moeder voor [minderjarige 1] geen paspoort zou kunnen aanvragen heeft de moeder niet aangetoond. Dat uit de BRP van een andere geboortedatum van de moeder blijkt, is aan de moeder zelf te wijten en onvoldoende is onderbouwd of en zo ja welke praktische problemen daaruit voor de moeder of de minderjarige voortvloeien. Evenmin is gesteld of gebleken dat een en ander in strijd is met het recht op family life op grond van artikel 8 EVRM. De door de moeder gestelde onwenselijke situatie zal derhalve niet tot een ander oordeel van het hof leiden.
7.6.2.
Tot slot verzet het openbaar belang bij betrouwbare registers van de burgerlijke stand zich ertegen dat een weliswaar fictieve, maar in een geboorteakte vermelde officiële geboortedatum wordt vervangen door een andere onzekere datum.
7.7.
Gelet op het voorgaande gaat het hof voorbij aan het standpunt van de AG en zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 mei 2017;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.N.M. Antens en
M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019 door
mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.