In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Ruimte tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de stichting werd veroordeeld tot betaling van huur- en bruikleenfacturen aan de Gemeente Eindhoven. De gemeente had de overeenkomsten met de stichting opgezegd wegens betalingsachterstanden en het niet naleven van afspraken over de verhuur aan ondernemers in de creatieve sector. De stichting heeft hoger beroep ingesteld en vorderingen gedaan op basis van artikel 351 en 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft de vorderingen van de stichting in beide incidenten afgewezen, omdat er geen gronden waren om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen. De stichting werd in de proceskosten veroordeeld. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in de hoofdzaak.