De stukken in het dossier voor zover relevant voor beoordeling van de klacht.
Korte samenvatting
[naam] heeft een internationale bedrijvenconstructie opgebouwd, met als hoofdvestiging [plaats] . In september 1994 heeft hij drie trustfunds opgericht genaamd [naam trustfonds] (waar diverse bedrijven onder ‘hangen’): een voor zichzelf, een voor zijn dochter en een voor zijn zoon, [beklaagde 1] . Vanuit het trustfund van [naam] werden door [beklaagde 3] bedragen overgeheveld naar [naam] . Dit gebeurde onder de noemer ‘lening’. [naam] en zijn zoon [beklaagde 1] waren gevolmachtigde bij directeursbesluit. [naam bedrijf] was een bedrijf dat onder de [naam trustfonds] ‘hing’. Bij opheffing van die rekening in 2016 is het tegoed overgeboekt naar de rekening van [beklaagde 3] . Klagers stellen zich op het standpunt dat deze lening geen echte lening was, maar dat het geld dat uit de trustfunds werd gestort van [naam] . bleef en het ‘alleen in naam’ om leningen ging. [beklaagde 3] , waar beklaagde (en zoon van [naam] .) [beklaagde 1] als beleidsbepalende persoon en op enig moment ultimate benificiair owner aan het roer stond pretendeert nu een vordering van € 2.545.575,45 op de nalatenschap van [naam] te hebben jegens [naam klaagster] wegens ter leen verstrekte gelden. Deze vordering wordt ingediend bij de boedel en wordt uitdrukkelijk en gemotiveerd door klagers betwist. [naam klaagster] heeft de erfenis aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
De aangifte (met bijlagen) d.d. 4 juni 2018
De aangifte richt zich op een poging tot oplichting van klaagster door het pretenderen van een (in)schuld van erflater van ruim € 2.500.000,-- waartoe/in verband waarmee geschriften zijn gebruikt die als vals zijn te bestempelen, gepleegd tussen 29 november 2017 en 4 juni 2018.
Onder andere houden deze bijlagen het volgende in:
-
aangifte bijlage 27
Brief van [beklaagde 3] d.d. 29 november 2017 met bijlagen
In deze brief wordt door [beklaagde 2] gesteld dat [beklaagde 3] een vordering van
€ 2.545.575,45 heeft op (de nalatenschap van) de heer [naam] wegens aan de laatste ter leen verstrekte gelden, die gespecificeerd wordt in de bijlagen (de genoemde ‘ledger cards’). Die vordering dient [beklaagde 2] bij deze brief namens [beklaagde 3] in bij de boedel. “ [beklaagde 3] houdt zich het recht voor de vordering nog te corrigeren/bij te stellen.”
-
aangifte bijlage ‘IV’
E-mailbericht van [beklaagde 2] aan [naam klager] d.d. 18 oktober 2018
In het e-mailbericht wordt geschreven dat uit de uitspraak van het hof Den Haag in de zaak [naam zaak] mogelijkerwijze af te leiden valt dat het geld dat [beklaagde 3] op de kwaliteitsrekening van de notarissen heeft gestort in het vermogen van [naam] terecht is gekomen. Voor zover dat het geval is – dan wel dat in rechte komt vast te staan – vermeerdert dat de vordering van [beklaagde 3] op de nalatenschap met €1.000.000,--.
-
aangifte bijlage 29
Vonnis Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen d.d. 1 maart 2018
[beklaagde 3] tegen de [nv]
(…) Thans stelt [nv] dat deze overeenkomst behept zou zijn met een intellectuele valsheid: er zou in werkelijkheid nooit een geldbedrag zijn uitgeleend.
(…) r.o. 4) [beklaagde 3] vergeet daarbij dat van deze constructie met een trust geen enkel materieel spoor bestaat, wat wel de bedoeling kan zijn geweest maar wel belangrijke implicaties heeft. Ofwel klopt het relaas niet, en vervalt daarmee de oorzaak van de verbintenis zoals door [beklaagde 3] dit voorstelt, ofwel klopt dit wel, maar dan wijst de spoorloze constructie naar de [plaats] in combinatie met de zelf toegegeven fiscale irregulariteiten van de [naam] op een voorwerp dat tegen de openbare orde ingaat.
(…) r.o. 7) De omstandigheden die zonet werden geschetst zijn van dien aard dat [nv] ervan uit mocht gaat dat de leningsovereenkomst – voor zover zij een geoorloofde oorzaak zou hebben – nooit zou worden uitgevoerd, alleszins niet op deze wijze en wat betreft de interesten, en dit door het gewettigde vertrouwen gegeven door [beklaagde 3] zelf.
-
aangifte bijlage ‘III’
Arrest gerechtshof Den Haag van 2 oktober 2018 inzake [naam zaak]
Tussen partijen is onder meer in geschil of [beklaagde 3] dan wel [naam] rechthebbende is op het bedrag van 1.000.000 dat op 2 oktober 2007 op de kwaliteitsrekening van de maatschap is
gestort en vervolgens is overgemaakt op de aparte derdengeldenrekening.
r.o. 1.11) Bij testament van 8 augustus 2013 heeft [naam] . zijn eerdere uiterste wilsbeschikkingen herroepen. [beklaagde 1] en zijn zus zijn daarbij niet meer als erfgenamen aangewezen.
r.o. 11) Vast staat dat het bedrag van € 1.000.000,- op verzoek van [naam] door [beklaagde 3] op 2 oktober 2007 op de kwaliteitsrekening van de maatschap is gestort in verband met de
wens van [naam] om zijn echtgenote na zijn overlijden verzorgd achter te laten.
r.o. 13) Het hof volgt de stelling van [beklaagde 3] dat zij niet voor zichzelf handelt en als kassier/bankier rechthebbende is van de gestorte gelden, niet. Dat het geld uit een trust afkomstig was en dat niet [naam] maar [beklaagde 3] bevoegd was om daadwerkelijk over de gelden in de trusts te beschikken, brengt niet met zich dat [beklaagde 3] rechthebbende is tot het kapitaal dat zich in de trust bevindt. Een trust is een rechtsverhouding, waarbij een persoon (de trustee) rechthebbende is van de trustgoederen, die hij dient te beheren ten behoeve van een of meer begunstigden (beneficiaries) of ten behoeve van een bepaald doel. Desgevraagd heeft [beklaagde 3] ter gelegenheid van het pleidooi verklaard dat niet zij, maar [naam trustfonds] de trustee is van de trust. Zij heeft daarbij verwezen naar een document van 25 juli 1995, overgelegd als productie 6 bij akte overleggen producties aan de zijde
van [naam zaak] ., waarin handgeschreven onderaan het document staat vermeld: ‘Received on behalf of [naam trustfonds] ’. Nu [beklaagde 3] niet de trustee is, is zij geen rechthebbende van de gelden (geweest). (…)