[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres 1]
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdediging is:
nietigheid van de dagvaarding bepleit voor zover het gaat om het subsidiair ten laste gelegde;
vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit;
een straftoemetingsverweer gevoerd.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechter in eerste aanleg de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 dagen, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2015 onder parketnummer 21-005632-14.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep kenbaar gemaakt dat hij de vordering tot tenuitvoerlegging niet opnieuw wenst aan te brengen en dat hij geen argumenten heeft tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld zich met dit standpunt van de advocaat-generaal te verenigen.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging in hoger beroep niet meer aan de orde is. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft dan ook uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechter in eerste aanleg.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2016 te [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 03:13 uur) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich daarbij de toegang tot voornoemd pand heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die woning is/zijn gegaan en/of vervolgens een raam heeft/hebben opengebroken en/of de woning heeft/hebben betreden en/of vervolgens doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of A. [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 8 augustus 2016 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 03:13 uur) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) zich daarbij de toegang tot voornoemd pand heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die woning is/zijn gegaan en/of vervolgens een raam heeft/hebben opengebroken en/of de woning heeft/hebben betreden en/of vervolgens doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging nietigheid van de dagvaarding bepleit, omdat de tenlastelegging zowel onduidelijk als innerlijk tegenstrijdig is.
Het hof overweegt als volgt. Voldoende is dat de beschuldiging in een tenlastelegging zo is verwoord dat een verdachte daaruit kan afleiden voor welk(e) voorval(len) hij terecht moet staan en waartegen hij zich te verdedigen heeft. Aan die minimumeis voldoet in de ogen van het hof de onderhavige tenlastelegging, zoals deze ook overigens voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet dermate complex is dat het voor de verdachte – al dan niet bijgestaan door een raadsman – niet duidelijk was om welk verwijt het ging. Dit oordeel vindt mede zijn bevestiging in de omstandigheid dat de verdediging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep er blijk van heeft gegeven goed te hebben begrepen wat er is ten laste gelegd en waartegen zij zich moest verweren.
Uit de wijze waarop de tenlastelegging van het subsidiaire verwijt is opgesteld, is duidelijk dat de steller ervan het oog had op medeplichtigheid van de verdachte bij een gekwalificeerde diefstal (kort gezegd: in vereniging en met braak). De omstandigheid dat bij de verfeitelijking van de handelingen die enkel dienen om het onderdeel 'braak en/of verbreking en/of inklimming' te constitueren, de zinsnede 'met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen' is blijven staan, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Daarbij heeft bovendien te gelden dat, voor zover het hof tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde zou komen, deze omissie kan worden hersteld.
Het hof acht de dagvaarding niet onduidelijk of innerlijk tegenstrijdig. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 augustus 2016 te [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, in de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 03:13 uur) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [aangever] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd pand hebben verschaft door middel van braak en inklimming,
met zijn mededaders naar die woning is gegaan en vervolgens een raam heeft opengebroken en de woning heeft betreden en vervolgens doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2016 (pg. 73), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [aangever]:
Ik doe aangifte van een woninginbraak. Ik ben de eigenaar van de woning aan de [adres 2] Ik heb mijn woning in zijn geheel afgesloten en netjes achtergelaten. Op 8 augustus 2016 werd ik omstreeks 05.30 uur gebeld dat er in mijn woning was ingebroken. Ik zag dat mijn hele huis overhoop is gehaald. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 8 augustus 2016 (pg. 103-104), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige]:
Ik ben woonachtig aan de [adres 3] . Op 8 augustus 2016 werd mijn vrouw wakker van gestommel binnen bij de buurman van [adres 2] . Het geluid leek op het slaan van deuren. Ik ben vervolgens uit het raam gaan kijken aan de voorzijde van de woning. Ik zag dat er een manspersoon op de heg zat tegenover mijn woning. (...) Ik zag de man op en neer lopen, maar hij stond duidelijk op de uitkijk. Hij keek continu om zich heen. (...) Ik zag een politieauto aan komen rijden vanuit het Fluitenkruid. Op dat moment hoorde ik hard roepen. Hierna hoorde ik het gestommel bij de buren erger/harder worden. (...) Ik zag dat de man voor de woning naar links rende, richting Fluitenkruid. (...) Enkele minuten later hoorde ik gestommel in mijn tuin. Ik keek mijn tuin in en zag 3 mannen die bezig waren vanaf mijn tuin over de schutting te klimmen naar [adres 2] .
3. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [medeverdachte 2] d.d. 8 augustus 2016 (pg. 15-16), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 8 augustus 2016 omstreeks 05:15 uur hield ik op de locatie Valeriaan,
's-Hertogenbosch als verdachte aan: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
Op 8 augustus 2016 omstreeks 03:15 uur werd door de regionale meldkamer de melding te 's-Hertogenbosch uitgegeven dat er een inbraak in een woning had plaatsgevonden op de [adres 2] . (...) Ik zag een drietal personen over het Fluitenkruid rennen in de richting van de Valeriaan. Deze personen kwamen gerend uit de richting van de woning waar was ingebroken. Bij het tweede huizenblok zag ik een persoon de schutting over gaan. (...) Ik ging achter de persoon aan. Deze persoon bleef over de schuttingen klimmen van tuin naar aangrenzende tuin. (...)
Ik deed het verzoek aan de politiehelikopter die ter plaatse was om in deze tuinen uit te kijken naar een mogelijk verstopte persoon. Door de politiehelikopter werd ik gedirigeerd naar de plaats waar bovengenoemde verdachte in de tuin zat verstopt. Deze verdachte werd vervolgens aangehouden.
4. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [medeverdachte 3] d.d. 8 augustus 2016 (pg. 60-61), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]:
Op 8 augustus 2016 omstreeks 03:30 uur hielden wij op de locatie [adres 2]
als verdachte aan [medeverdachte 3] , geboren op 17 mei 1989 te Nieuwegein. (...) Op genoemde dag kregen we omstreeks 03:16 uur de melding om te gaan naar de [adres 2] . Aldaar zag melder, buurman, dat er een persoon verdacht voor de woning hing, alsof hij op de uitkijk stond. Melder hoorde ook gerommel in genoemde woning. Melder wist dat de buurman niet thuis was.
Omstreeks 03:22 uur kwamen wij ter plaatse op de [adres 2] . De melder gaf aan dat de eerder vernoemde persoon wegrende richting Fluitenkruid toen wij aan kwamen rijden. Ik, [verbalisant 4] , zag dat er een manspersoon wegdook tussen geparkeerde auto's voor [adres 5] . Vervolgens zag ik dat de manspersoon over de heg sprong en wegrende, over het grasveld, richting Hondsdraf. Ik rende er (...) achteraan, waarna ik hem uit het zicht verloor. (...)
De melder vertelde me dat hij 3 mannen via de tuinen achter zijn woning zag vluchten. (...) Ik hoorde portofonisch van collega's dat ze achter de 3 verdachten aanzaten en dat ze richting Watermunt renden. (...) Ik zag vervolgens dat er op de Fluitenkruid, komende vanaf de Valeriaan, een manspersoon rende richting [adres 2] . (...) Ik haalde de man in en heb hem bij zijn arm gepakt. Ik zag en voelde dat hij helemaal uitgeput was en zeiknat was van het zweet. Ter hoogte van [adres 4] heb ik met collega [verbalisant 5] die zich bij [mij] had gevoegd, verdachte [medeverdachte 3] aangehouden. (...)
Ik, [verbalisant 4] , omschrijf de weggerende verdachte, welke richting de Hondsdraf rende, als volgt: lang, slank postuur, donkere bovenkleding, heel kort dan wel gemillimeterd haar, getint uiterlijk.
Omstreeks 05:24 uur kregen wij de melding dat er een donkergekleed persoon op de Weegbree zou lopen. De verdachte [verdachte] werd aangehouden. Ik, [verbalisant 4] , zag dat zijn signalement overeen kwam met de eerder hierboven omschreven weggerende verdachte.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016 (pg. 109), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 6]:
Op 8 augustus 2016 omstreeks 03:10 uur kregen wij het verzoek om te rijden naar de [adres 2] , gemeente 's-Hertogenbosch, ter hoogte van [adres 2] . (...) Ter plaatse hoorde ik dat mijn collega [verbalisant 4] riep dat er iemand achter het lage hegje lag aan de linkerzijde van de [adres 2] . Ik zag een verdachte achter het hegje liggen, ongeveer 9 meter van de voorzijde van de woning van [adres 2] . Ik zag dat hij wegliep. (...) Ik zag dat de verdachte omkeek en mij in de ogen aankeek. Daarna volgde een korte achtervolging te voet vanaf de Berenklauw over het grasveld richting de Wateringen en de Hondsdraf. Vervolgens rende de verdachte de Hondsdraf op waar ik hem uit het oog verloor. (...) Volgens het politiemeldcentrum zou de melder gesproken hebben over 4 daders. Enige tijd later werden er 3 verdachten aangehouden. (...) Omstreeks 05:24 uur kwam het politiemeldcentrum met de informatie dat er een tweede melder gebeld had die zag dat er een man zich aan het verstoppen zou zijn in het riet aan het water ter hoogte van Weegbree [nummer] te Empel. (...) Daar hielden wij omstreeks 05:30 uur een persoon aan die zich later legitimeerde als [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] . (...) Ik herkende de verdachte aan zijn gezicht als de man waar ik eerder deze nacht achteraan had gerend op de [adres 2] in de richting van de Hondsdraf.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016 (pg. 111), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 8 augustus 2016 omstreeks 03:15 uur hoorde ik dat een melding werd uitgegeven op de [adres 2] (...) Ter plaatse, in de brandgang achter de woning hoorde ik diverse geluiden. (...) Ik ben verder de wijk ingelopen. Ik zag dat er één persoon in de Valeriaan rende in de richting van de Vogelwikke. Ik zag dat deze persoon geheel in het zwart gekleed was. (...) Ik zette de achtervolging in (…) Hierop is de omgeving rond de Vogelwikke afgezet, waarna korte tijd later op aanwijzen van de medewerkers van de politiehelikopter een verdachte werd aangehouden. Ik zag dat de verdachte zich had verscholen in het riet. Ik zag dat dit de persoon betrof waar ik zojuist achteraan had gerend. Dit bleek later de verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
7. Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 9 augustus 2016 (pg. 149-153), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8]:
Op 8 augustus 2016 omstreeks 09:30 uur werd door ons op verzoek van de politie een forensisch onderzoek verricht naar sporen in de woning op het adres [adres 2] . (...)
Toegang tot de woning werd verkregen door het draairaam van de woonkamer. Hierbij werd gebruik gemaakt van meerdere breekvoorwerpen waarmee in de sluitnaad van het raam werd gewrikt. Wij zagen dat zich op en rondom het draairaam sporen van braak/verbreking bevonden. Tevens zagen wij dat door de ontstane spanning van het wrikken de buitenste ruit van het dubbel glas was gesprongen en voor een groot deel in scherven buiten op de grond lag. Op enkele scherven werden door ons fragmenten van schoensporen aangetroffen en met behulp van folie veiliggesteld. Door inklimmen werd toegang tot de woning verkregen. Binnen werden alle ruimten in de gehele woning doorzocht.
De volgende sporen werden veiliggesteld:
Spoornummer: PL2100-2016178065-53347
SIN: AAJH6682NL
Wijze veiligstellen: folie
Tijdstip veiligstellen: 8 augustus 2016 te 09:30 uur
Plaats veiligstellen: Op diverse glasscherven buiten onder opengebroken raam
Bijzonderheden: Plaats binnenkomst
Spoornummer: PL2100-2016178065-53344
SIN: AAJH6686NL
Wijze veiligstellen: folie
Tijdstip veiligstellen: 8 augustus 2016 te 09:30 uur
Plaats veiligstellen: Vloer jongensslaapkamer direct naast trap
Spoornummer: PL2100-2016178065-53348
SIN: AAJH6683NL
Wijze veiligstellen: folie
Tijdstip veiligstellen: 8 augustus 2016 te 09:30 uur
Plaats veiligstellen: Vloer jongensslaapkamer bovenverdieping direct naast trap
Spoornummer: PL2100-2016178065-53345
SIN: AAJH6684NL
Wijze veiligstellen: folie
Tijdstip veiligstellen: 8 augustus 2016 te 09:30 uur
Plaats veiligstellen: Vloer zolder tussen bed en ladekast
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 8 augustus 2016 (pg. 206), voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [medeverdachte 2]
Geboren: [geboortedatum 2]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]
Goednummer: PL2100-2016178065-1048107
Object: Schoeisel (schoen)
Aantal/eenheid: 2 St
Merk/type: Nike Air
Kleur: zwart
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 8 augustus 2016 (pg. 211-212), voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [medeverdachte 1]
Geboren: [geboortedatum 3]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]
Goednummer: PL2100-2016178065-1048097
Object: Schoeisel (schoen)
Aantal/eenheid: 2 St
Merk/type: Adidas Zx750
Kleur: grijs
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 8 augustus 2016 (pg. 213-214), voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte 3]
Voornamen: [medeverdachte 3]
Geboren: [geboortedatum 4]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 3]
Goednummer: PL2100-2016178065-1048091
Object: Schoeisel (schoen)
Aantal/eenheid: 2 St
Merk/type: Adidas Zx750
Kleur: zwart
11. Het proces-verbaal forensische opsporing d.d. 13 september 2016 (pg. 154-185), voor zover inhoudende als
relaas van [deskundige], deskundige schoen- en bandensporen:
Ontvangen materiaal
[3] een folie met afgenomen schoenafdruksporen voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJH6682NL;
[4] een folie met afgenomen schoenafdruksporen voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJH6683NL;
[5] een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJH6684NL;
[7] een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJH6686NL;
[12] een paar schoenen van het merk Nike, type Air Huarache, kleur zwart, maat 43 en voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJA0610NL, afkomstig van verdachte [medeverdachte 2] ;
[13] een paar schoenen van het merk Adidas, type ZX750, kleur grijs, maat 40 2/3 en voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJA0609NL, afkomstig van verdachte [medeverdachte 1] ;
[14] een paar schoenen van het merk Adidas, type ZX750, kleur hoofdzakelijk zwart, maat 43 1/3 en voorzien van het waarmerk 2016178065, AAJA0565NL, afkomstig van verdachte [medeverdachte 3] .
Resultaten
Onderzoek tussen [3] en [12] glasscherf 2.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds de onderzochte plaatsing van glasscherf 2 van de schoensporen [3] en anderzijds de linkerschoen [12] en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen.
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat de onderzochte plaatsing van het spoor op glasscherf 2 van de schoensporen [3] is veroorzaakt met een linkerschoen, soortgelijk aan de linkerschoen [12].
Onderzoek tussen [3] en [12] glasscherven 3 en 4.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds de onderzochte plaatsingen van de glasscherven 3 en 4 van de schoensporen [3] en anderzijds de rechterschoen [12] en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen.
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat de onderzochte plaatsing van het spoor op glasscherven 3 en 4 van de schoensporen [3] zijn veroorzaakt met een rechterschoen, soortgelijk aan de rechterschoen [12].
Onderzoek tussen [4] en [13].
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds de meest omvangrijke plaatsing van de schoensporen [4] en anderzijds de linkerschoen [13] en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen;
- de door het schoenspoor [4] weergegeven slijtage globaal overeenkomt met de slijtage van de linkerschoen [13].
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat de meest omvangrijke plaatsing van de schoensporen [4] mogelijk is veroorzaakt met de linkerschoen [13].
Onderzoek tussen [5] en [13].
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenspoor [5] en anderzijds de rechterschoen [13] en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen.
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat het schoenspoor [5] is veroorzaakt met een rechterschoen, soortgelijk aan de rechterschoen [13].
Onderzoek tussen [7] en [14].
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenspoor [7] en anderzijds de rechterschoen [14] en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen;
- de door het schoenspoor [7] weergegeven slijtage globaal overeenkomt met de slijtage van de rechterschoen [14];
- 2 onregelmatigheden in het schoenspoor [7] qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met 2 beschadigingen in de zool van de rechterschoen [14].
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat het schoenspoor [7] mogelijk is veroorzaakt met de rechterschoen [14].
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2017 (proces-verbaalnummer PL2100-2016178065-75), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Ik, Van Zoen, heb onderzoek gedaan naar de mogelijke relaties tussen de vier verdachten onderling. Uit de beschikbaar gestelde politiecomputersystemen is vast komen te staan dat de verdachte [medeverdachte 2] de verdachte [verdachte] en de verdachte [medeverdachte 1] kent.
Dat de verdachte [medeverdachte 3] de verdachte [verdachte] en de verdachte [medeverdachte 1] kent.
Dat de verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [verdachte] beide de 2 andere verdachten kennen.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor enige betrokkenheid van de verdachte bij het hem ten laste gelegde. Het door de getuige [getuige] opgegeven signalement van de man die volgens hem op de uitkijk stond, komt niet overeen met de beschrijving van de verdachte en diens kleding na zijn aanhouding. Verder heeft de getuige [getuige] verklaard dat de man die hij had gezien, was weggerend, terwijl de ter plaatse gearriveerde politieagenten hebben gerelateerd dat zij in de nabijheid van de woning een man zagen die zich had verstopt en die er kort daarna vandoor ging. Dit strookt niet met elkaar. De verdediging heeft er bovendien op gewezen dat de verdachte pas tweeënhalf uur na de melding is aangetroffen door de politie, hetgeen eerder een ontlastende dan een belastende omstandigheid is.
Het hof overweegt als volgt.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer reeds door de inhoud van de bewijsmiddelen – in het bijzonder opgenomen onder 2, 4 en 5 – wordt weerlegd.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van medeplegen of van medeplichtigheid van de verdachte bij de woninginbraak overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 8 augustus 2016 omstreeks 03.15 hebben verschillende politie-eenheden van de operationele meldkamer de opdracht gekregen om zich te begeven naar het adres [adres 2] , waar volgens de melder mogelijk een woninginbraak aan de gang was. De melder, de getuige [getuige] , heeft verklaard dat hij en zijn echtgenote kort daarvoor, omstreeks 03.00 uur, wakker waren geworden van gestommel bij de buren. De getuige [getuige] zag dat er een man op de heg tegenover zijn woning zat, waarbij het er op leek dat deze persoon op de uitkijk zat/stond.
Nadat zij ter plaatse waren aangekomen, zagen de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6] in de directe nabijheid van de woning een manspersoon die zich had verstopt en die vervolgens op de vlucht sloeg. Andere verbalisanten hebben gezien dat er nog drie personen uit de richting van de woning vluchtten.
Uit de verschillende processen-verbaal van aanhouding volgt dat de verdachten na een achtervolging en in een aantal gevallen door de inzet van een politiehelikopter, in chronologische volgorde, op de volgende tijdstippen zijn aangehouden:
- [medeverdachte 3] om 03:30 uur (pg. 60);
- [medeverdachte 1] om 04:10 uur (pg. 45);
- [medeverdachte 2] om 05:15 uur (pg. 15) en
- [verdachte] om 05.30 uur (pg. 31).
Van de aanwezigheid van andere personen in de omgeving van de plaats delict is in de processen-verbaal van de verbalisanten geen melding gemaakt, zodat het hof het er voor houdt dat relatief kort na de inbraak alleen deze vier personen zijn gesignaleerd.
Uit de voorhanden zijnde stukken volgt verder dat op aanwijzen van een melder op de Papeweide te 's-Hertogenbosch een personenauto van het merk Daewoo, type Matiz, voorzien van het kenteken [kenteken] werd aangetroffen. De personenauto stond niet geheel recht in een parkeervak, met de voorzijde van de auto in de richting van de straat geparkeerd en bleek niet te zijn afgesloten (proces-verbaal van bevindingen, pg. 141). Na zijn aanhouding bleek dat de verdachte [medeverdachte 2] een Daewoo autosleutel bij zich had (proces-verbaal van bevindingen, pg. 140). Deze sleutel werd op het voertuig gepast en bleek op zowel het portierslot als op het contactslot te passen (proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL2100-2016178065-74, niet opgenomen in de doorlopende nummering). Naar het oordeel van het hof wijzen de omstandigheden waaronder de auto is aangetroffen er op dat deze was bedoeld om een snelle vlucht mogelijk te maken.
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat vrijwel alle verdachten elkaar kenden, met uitzondering van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Uit de door de verdachten opgegeven adressen volgt dat drie van hen – met uitzondering van de verdachte [medeverdachte 3] , die woonachtig is in Geldrop – woonachtig zijn in Utrecht. De verdachten zijn relatief kort nadat de politie ter plaatse was gearriveerd en relatief kort na elkaar in de omgeving van de plaats delict aangehouden, waarbij de verdachte [medeverdachte 3] uitgeput en bezweet op straat werd aangehouden, de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] bleken te zijn verscholen in het riet en de verdachte [medeverdachte 2] zich in een tuin bleek te hebben verstopt. In de woning zijn schoensporen aangetroffen die kunnen passen bij de proefsporen die met de in beslag genomen schoenen van de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn gemaakt. De verdachte [verdachte] is door verbalisant [verbalisant 6] herkend als de persoon die hij daarvoor verscholen bij de woning aan de [adres 2] had gezien en die hem bij het weglopen in het gezicht had aangekeken, terwijl ook verbalisant [verbalisant 4] heeft gerelateerd dat het signalement van de verdachte [verdachte] overeenkwam met dat van de persoon die zij bij de woning had zien wegrennen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte de persoon moet zijn geweest die door de melder is gezien.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachten klaarblijkelijk gezamenlijk naar de [adres 2] zijn gereisd om een woninginbraak te plegen.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] er voor hebben gekozen om zich op hun zwijgrecht te beroepen. De verdachte [verdachte] heeft vanaf zijn tweede verhoor bij de politie verklaard dat hij daar was afgezet, omdat hij met een meisje had afgesproken. Met een woninginbraak had hij niets te maken, aldus de verdachte. Deze verklaring heeft de verdachte [verdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep herhaald. Naar het oordeel van het hof is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, bij het uitblijven van meer details over de vraag wie hem dan had afgezet, op welk tijdstip, met wie en waar hij had afgesproken en waarom hij zich voor de politie heeft verstopt, en afgezet tegen de omstandigheid dat de verdachte is herkend als de persoon die zich voor de woning waar is ingebroken had verscholen, niet verifieerbaar en niet aannemelijk. Het hof schuift dit scenario als ongeloofwaardig terzijde.
Naar het oordeel van het hof kan het bij het uitblijven van een aannemelijke, andere verklaring, gelet op de korte tijdspanne tussen de melding en het aantreffen van de verdachten en op de omstandigheden waaronder de vier verdachten zijn aangetroffen, niet anders zijn dan dat de verdachte en zijn medeverdachten – die klaarblijkelijk samen naar 's-Hertogenbosch zijn gegaan en deze plaats later weer met de eventuele buit van de inbraak wilden verlaten – deze inbraak in nauwe en bewuste samenwerking en derhalve tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Het hof is van oordeel dat de verdachte een volwaardig aandeel in de poging tot woninginbraak heeft gehad. De enkele omstandigheid dat van de verdachte geen schoensporen in de woning zijn aangetroffen, doet daar niet aan af. Het hof overweegt dat de rolverdeling tussen de verdachten binnen de samenwerking, bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel, gelijkwaardig is geweest, terwijl de rollen ook inwisselbaar waren.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Evenals de rechtbank heeft het hof geconstateerd dat de steller van de tenlastelegging er kennelijk het oog op heeft gehad om ook de strafverzwarende omstandigheid van artikel 311, eerste lid en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij heeft de steller van de tenlastelegging abusievelijk volstaan met de aanduiding dat de inbraak is gepleegd 'in de voor de nachtrust bestemde tijd', terwijl uit de hiervoor aangeduide bepaling volgt dat het moet gaan om 'diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt'. Het laatste onderdeel ontbreekt in de tenlastelegging. In zoverre kan het primair ten laste gelegde wel bewezen worden verklaard, maar kan dit onderdeel niet worden gekwalificeerd als de in art. 311, eerste lid en onder 3° Sr opgenomen strafverzwarende omstandigheid.
Het bewezen verklaarde levert voor het overige op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eerder is veroordeeld ter zake soortgelijke strafbare feiten. Deze eerdere veroordelingen uit 2011, 2015 en 2016 zijn onherroepelijk. Het hof weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij de woning volledig overhoop is gehaald. Woninginbraken hebben grote impact op de persoonlijke levenssfeer van de directe betrokkenen en veroorzaken in de samenleving gevoelens van onveiligheid. Door in te breken om te stelen geeft de verdachte blijk van ergerlijk asociaal gedrag dat puur gericht is op eigen gewin en waarbij geheel voorbij wordt gegaan aan de gevoelens van een ander. De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze. Integendeel, hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Voor woninginbraak is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en in geval van recidive een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Het hof zal anderzijds rekening houden met het tijdsverloop. Het bewezen verklaarde feit dateert uit 2016. Gelet hierop acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden. In de omstandigheid dat het bewezen verklaarde kan worden gekwalificeerd als een poging tot woninginbraak en niet als een voltooid delict ziet het hof geen reden om de gevangenisstraf te matigen. Dat het niet tot een voltooide woninginbraak is gekomen, lijkt enkel te zijn veroorzaakt door de omstandigheid dat de verdachten werden gestoord door de komst van de politie.
Ook in de omstandigheid dat de verdachte door tussenkomst van een politiehond is aangehouden, als gevolg waarvan hij bijtwonden heeft opgelopen, en in de overige (persoonlijke) omstandigheden die door de verdediging naar voren zijn gebracht, ziet het hof geen aanleiding om tot een lagere of andersoortige straf te komen. Met een taakstraf, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt geen recht gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde. Het hof verwerpt het verweer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.