ECLI:NL:GHSHE:2019:2692

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
200.257.561_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreiging door spanningen tussen ouders

In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de rechtbank Limburg is uitgesproken. De ouders, de moeder en de vader, hebben in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen. De rechtbank had de minderjarige onder toezicht gesteld vanwege een ernstige bedreiging in haar ontwikkeling, veroorzaakt door de onveilige en onvoorspelbare opvoedingsomgeving door de spanningen tussen de ouders. De ouders voeren aan dat er geen concrete ontwikkelingsbedreiging is en dat de hulpverlening niet toereikend is, maar dat dit niet enkel aan hen te verwijten valt. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling hebben echter betoogd dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is en dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke hulp te bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders nog steeds met relatieproblemen kampen en dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet van de grond is gekomen. Het hof heeft overwogen dat de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige reëel is en dat de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling is gehandhaafd voor de duur van acht maanden, om de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen.

De ouders hebben hun grieven tevergeefs voorgedragen, en het hof heeft geoordeeld dat de situatie van de minderjarige bescherming behoeft. De beslissing van het hof is op 18 juli 2019 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 18 juli 2019
Zaaknummer : 200.257.561/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/259043 / JE RK 19-20
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
en
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de moeder, respectievelijk de vader, tezamen ook de ouders,
advocaat: mr. E. Frins,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI)).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 februari 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 april 2019, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] alsnog af te wijzen dan wel de ondertoezichtstelling aanzienlijk in duur te verkorten.
2.2.
De GI heeft op 8 mei 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Frins;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het huwelijk van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 1 februari 2019 tot 1 oktober 2019.
De rechtbank heeft de beslissing ten aanzien van de resterende termijn aangehouden.
3.3.
De ouders kunnen zich met deze beschikking niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De ouders voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - samengevat - het volgende aan.
Aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling wordt niet voldaan. Er is geen sprake van een concrete ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Zij vertoont geen kindsignalen. Ook school is positief over [minderjarige] . De stelling van de raad dat [minderjarige] opgroeit in een instabiele en spanningsvolle opvoedomgeving is onvoldoende onderbouwd. [minderjarige] heeft van de spanningen tussen de ouders weinig meegekregen. Deze spanningen kwamen bovendien voor een deel voort uit een burenruzie waarmee de ouders destijds te maken hadden. Inmiddels zijn de ouders verhuisd. De ouders zijn tot de conclusie gekomen dat een echtscheiding tussen hen onvermijdelijk is.
Verder is niet gebleken dat vrijwillige hulpverlening niet toereikend is. Het klopt dat de hulpverlening niet voldoende van de grond is gekomen, maar het is de vraag of dit enkel de ouders te verwijten valt en of dit de ondertoezichtstelling van [minderjarige] rechtvaardigt. De ouders werken wel degelijk mee aan de hulpverlening. Zij hebben zelf informatie opgevraagd bij Yvoor en staan open voor hulp door Xonar. De communicatie met de consulent jeugd van de gemeente heeft echter te wensen over gelaten. De ouders waren bovendien in de veronderstelling dat zij alles zelf moesten betalen. De ouders zijn nog doende om een kindercoach voor [minderjarige] te zoeken.
De moeder heeft veel last van de ondertoezichtstelling en deze spanning heeft zijn weerslag op [minderjarige] . De GI praat te gemakkelijk over persoonlijke problematiek bij de moeder. Er is bij haar nooit een diagnose gesteld.
3.5.
De raad voert ter zitting - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft op goede gronden de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitgesproken. Ook thans wordt aan de wettelijke gronden voor deze maatregel nog voldaan. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, doordat zij opgroeit in een onveilige omgeving met veel spanningen tussen de ouders. Dat [minderjarige] op dit moment geen kindsignalen vertoont, zegt niets over het negatieve effect van de gespannen sfeer thuis op haar ontwikkeling. Te verwachten is dat [minderjarige] in de toekomst problemen gaat krijgen hoe zij met emoties moet omgaan. De hulpverlening in het vrijwillige kader is niet van de grond gekomen. Met de ouders was moeilijk tot afspraken te komen. De moeder heeft hulp nodig.
3.6.
De GI brengt in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende naar voren.
De ouders hebben te kampen met relatieproblematiek. De onduidelijkheid in de relatie tussen de ouders zorgt voor onduidelijkheid bij [minderjarige] . De ouders leiden ieder een eigen leven. De moeder heeft de regie over de opvoeding van [minderjarige] en de vader laat zich daarin sturen. De ouders hanteren elk een eigen opvoedstijl.
[minderjarige] is een spontaan, open kind. Ook op school doet zij het goed.
De gezinsvoogd heeft zorgen over de moeder. Zij reageert buiten proportie emotioneel wanneer de gezinsvoogd met haar in gesprek gaat. Bij de moeder is vermoedelijk sprake van persoonlijke problematiek. Zij voelt zich snel aangevallen. De gezinsvoogd wil meer zicht krijgen op het functioneren van het gezin. Hulp in de gezinssituatie door Xonar is aangevraagd, maar nog niet gestart, omdat de moeder hierover eerst in gesprek wil met de gezinsvoogd.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
Naar het oordeel van het hof schuilt de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] , die nog jong en kwetsbaar is, in de omstandigheid dat zij al geruime tijd opgroeit in een onveilige en onvoorspelbare opvoedingsomgeving ten gevolge van de spanningen en relatie- en communicatieproblemen tussen de ouders. Uit het rapport van de raad blijkt dat op 16 december 2017 bij Veilig Thuis een melding is binnengekomen aangaande huiselijk geweld tussen de ouders. Tegenover de politie hebben de ouders toen aangegeven dat er veel ruzies tussen hen waren. Uit de informatie van de ouders, zoals opgenomen in het raadsrapport, volgt dat ook nadien spanningen en ruzies tussen de ouders zijn blijven bestaan. De moeder heeft bij de raad verklaard dat de ruzies tussen de ouders woordenwisselingen met stemverheffingen zijn wanneer [minderjarige] in bed ligt. De vader heeft tegenover de raadsonderzoeker kenbaar gemaakt dat hij zich realiseert dat de situatie tussen de ouders geen gezonde situatie voor [minderjarige] is en dat zij wel degelijk zaken meekrijgt. Ter mondelinge behandeling van het hof heeft de vader verklaard dat er nog steeds ruzies met woordenwisselingen tussen de ouders plaatsvinden, dat de huidige gezinssituatie niet goed is voor [minderjarige] en dat een echtscheiding tussen de ouders onvermijdelijk is.
Het hof acht voormelde ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] reëel. Dat [minderjarige] op dit moment geen kindsignalen vertoont, maakt niet dat een ondertoezichtstelling nu niet aan de orde is. Met de raad is het hof van oordeel dat de onveilige situatie thuis, die mede wordt veroorzaakt door de gespannen sfeer tussen de ouders, een negatief effect op de ontwikkeling van [minderjarige] heeft.
3.7.3.
Het hof is verder van oordeel dat [minderjarige] niet op een minder ingrijpende wijze dan met het middel van een ondertoezichtstelling kan worden beschermd. Uit het rapport van de raad en het besprokene ter zitting van het hof is gebleken dat de voor de ouders en [minderjarige] noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillige kader niet van de grond is gekomen of niet is voortgezet. De ouders hebben om aan hun relatie- en communicatieproblemen te werken een psycholoog bezocht, maar deze hulp is na korte tijd beëindigd. Tegenover deze psycholoog heeft de vader uitgesproken dat hij behoefte heeft aan individuele therapie, maar uit het rapport van de raad blijkt dat dit is gebleven bij één gesprek met een andere therapeut.
De moeder heeft een belast verleden. Bij de raad heeft zij aangegeven dat zij hulp voor zichzelf wil om te kunnen ventileren wat de huidige situatie met haar doet. De moeder heeft hierin evenwel nog geen stappen gezet.
Ook hebben de ouders nog steeds geen kindercoach voor [minderjarige] ingeschakeld.
Verder heeft de gezinsvoogd verklaard dat hij meer zicht wil krijgen op de gezinssituatie van [minderjarige] en dat om die reden acute hulpverlening door Xonar is aangevraagd. Deze hulp is echter nog niet gestart, omdat de moeder daarover eerst in gesprek wil met de gezinsvoogd. Volgens de gezinsvoogd is een gesprek met de moeder over de zorgen rondom [minderjarige] echter nauwelijks mogelijk, omdat de moeder daarop emotioneel zeer heftig reageert.
Met de raad is het hof van oordeel dat de gezinsvoogd op de onderhavige situatie toezicht dient te houden. De gezinsvoogd kan ook sturen en waarborgen dat de noodzakelijke hulpverlening wordt opgestart en doorgang vindt.
3.7.4.
Tenslotte is gesteld noch gebleken dat de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn weer in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.
Dit alles maakt dat het hof van oordeel is dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. Dat de moeder, zoals gesteld, veel last ervaart van het feit dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Gebleken is dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet van de grond komt.
3.7.5.
Het hof ziet geen grond de looptijd van de ondertoezichtstelling te bekorten, zoals de ouders hebben verzocht. Het hof acht de door de rechtbank bepaalde termijn van acht maanden passend, aangezien de noodzakelijke hulp nog opgestart en gecontinueerd moet worden.
3.8.
Uit het voorgaande blijkt dat de ouders hun grieven tevergeefs hebben voorgedragen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
1 februari 2019;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, L.Th.L.G. Pellis en M.A. Ossentjuk en is op 18 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.