ECLI:NL:GHSHE:2019:2689

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
200.245.671_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot bewind en mentorschap in verband met complexe lichamelijke en psychische problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de noodzaak van bewind en mentorschap voor de rechthebbende, die kampt met complexe lichamelijke en psychische problematiek. De rechthebbende, die verblijft bij een instelling, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 29 mei 2018 aangevochten, waarin bewind en mentorschap waren ingesteld. De rechthebbende stelt dat zij in staat is haar eigen belangen te behartigen en dat de maatregelen te vergaand zijn. De moeder van de rechthebbende heeft ook verzocht om het bewind op te heffen, omdat het voor haar dochter te veel spanning oplevert.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de rechthebbende's advocaat, de bewindvoerder en de mentor. De bewindvoerder heeft aangegeven dat het bewind niet is ingesteld vanwege schulden, maar vanwege de lichamelijke en psychische problematiek van de rechthebbende. De mentor heeft benadrukt dat er continue begeleiding en toezicht nodig is vanwege de ernst van de situatie, waaronder een eetstoornis en een vermoeden van autisme.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende op dit moment niet in staat is om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelfstandig waar te nemen. De rechthebbende ervaart veel stress rondom haar financiële zaken en heeft onvoldoende inzicht in haar eigen mogelijkheden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de noodzaak voor bewind en mentorschap is aangetoond en de grieven van de rechthebbende zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 juli 2019
Zaaknummer: 200.245.671/01
Zaaknummers eerste aanleg: 6739464 BM VERZ 18-1342 en 6739475 MS VERZ 18-263
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [instelling] ( [verblijfplaats] ),
appellante,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. N.R. Heilhof.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de moeder] , de moeder, tevens verzoeker in eerste aanleg, hierna te noemen: de moeder;
  • [de bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
  • [de mentor] , hierna te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van
de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 mei 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 28 augustus 2018, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking geheel of gedeeltelijk te vernietigen.
2.2.
Bij brief van 4 oktober 2018 met een productie, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2018, heeft de mentor haar standpunt weergegeven.
2.3.
Bij brief van 4 oktober 2018, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2018, heeft de bewindvoerder haar standpunt gegeven.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Heilhof namens de rechthebbende;
  • de bewindvoerder.
  • de mentor.
2.4.1.
De moeder is
,met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier in eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 mei 2018;
  • de brief van de moeder d.d. 9 mei 2019;
  • de brief met bijlage van de mentor d.d. 24 oktober 2018;
  • de ter zitting overhandigde stukken, te weten de brief van de rechthebbende d.d. 4 juni 2019, zoals ook voorgedragen door haar advocaat.
2.5.1.
Op verzoek van het hof heeft de advocaat van de rechthebbende het inleidend verzoekschrift nagezonden.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg over de goederen die [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder.
Verder heeft de kantonrechter ten behoeve van [appellante] een mentorschap ingesteld, met benoeming van [de mentor] tot mentor.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de lichamelijke en/of geestelijke problematiek van de rechthebbende maken dat zij niet in staat is om haar vermogensrechtelijke en persoonlijke belangen zelfstandig waar te nemen.
Zij heeft nooit schulden laten ontstaan of onverstandige uitgaven gedaan. Het feit dat zij is opgenomen en dat zij minder begaafd is maakt nog niet dat zij haar financiën niet zelf kan regelen.
Haar gewicht is niet meer gevaarlijk laag en verder is zij niet ziek.
Door het mentorschap en bewind wordt de rechthebbende teveel beperkt in haar vrijheid. De maatregelen zijn te verstrekkend, temeer, nu de rechthebbende haar eigen leven wil leiden. Zij ervaart het als zeer zwaar om niets meer zelf te kunnen beslissen.
De rechtbank had moeten wachten met het instellen van deze maatregelen tot het moment van het aanslaan van de medicatie en de mogelijkheid van herstel op korte termijn. Daarbij heeft de rechtbank nagelaten om het mentorschap in duur te beperken.
De rechthebbende kan in haar financiële zaken door de moeder op vrijwillige basis worden bijgestaan, zodat de maatregel van bewind niet nodig is. Zij heeft zich hiertoe bereid verklaard.
3.4.
De moeder heeft bij brief van 9 mei 2019 aan het hof verzocht om het bewind op te heffen. Alhoewel zij verzoeker is in eerste aanleg, levert het bewind voor de rechthebbende teveel spanningen op en heeft de maatregel een averechts effect. De moeder heeft de rechthebbende in het verleden al bijgestaan met het regelen van haar financiën en het is haar wens om dit weer samen op te pakken.
3.5.
De bewindvoerder heeft het volgende aangevoerd.
Het bewind is niet ingesteld vanwege problematische schulden, maar vanwege lichamelijke en psychische problematiek.
De rechthebbende is niet in staat om haar financiën zelfstandig te beheren, omdat dit haar veel stress oplevert en omdat zij kampt met een dwangmatig en repeterend karakter. De rechthebbende ervaart het uitgeven van geld als een groot obstakel en zij heeft hierdoor al een (onnodig) groot bedrag gespaard. Er staat sinds aanvang bewind € 100,- op de leefrekening en dit bedrag is nog steeds onaangetast. Ook gedurende haar verblijf bij [instelling] is er geld voor de rechthebbende beschikbaar gesteld, maar van het totale budget van € 6.000,- is slechts € 27,- uitgegeven.
De moeder heeft destijds het inleidend verzoek ingediend, omdat het beheren van de financiën in combinatie met de zorgelijke gezondheidsproblemen van de rechthebbende haar veel spanning opleverde. De bewindvoerder heeft een goed contact met de moeder. Het is de bewindvoerder niet bekend dat het de wens van de moeder is om het bewind van de rechthebbende te beëindigen.
De noodzaak van het bewind is nog steeds aanwezig. De bewindvoerder refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder.
3.6.
De mentor heeft het volgende aangevoerd.
De psychiater van de rechthebbende heeft in eerste aanleg toegelicht waarom het mentorschap noodzakelijk is.
Op dit moment verblijft de rechthebbende nog bij [verblijfplaats] . Daarom is haar rol als mentor op dit moment beperkt tot haar deelname aan het multidisciplinair overleg over rechthebbende.
De rechthebbende blijft haar grenzen opzoeken. Haar gewicht is nog steeds niet toegenomen en er is nog steeds sprake van ernstig ondergewicht. De eetstoornis komt voort uit overige problematiek; er is een vermoeden van autisme. Dit vergt een speciale aanpak. Vanwege de ernst van de problematiek is continue toezicht en begeleiding noodzakelijk.
Wat de situatie verder nog complex maakt is dat de rechthebbende zorgmijdend is en zij zichzelf overschat. Zij heeft onvoldoende inzicht in haar eigen mogelijkheden en beperkingen. De rechthebbende geeft bijvoorbeeld aan dat zij een universitaire studie wil volgen, een baan wil vinden en in de toekomst een eigen huis wil kopen. Zij ziet zelf niet in dat dit niet haalbaar is.
Op termijn kan de rechthebbende mogelijk begeleid gaan wonen. Het is geen optie dat de rechthebbende terug naar huis gaat, omdat de ouders aangeven niet langer in staat zijn om de rechthebbende te begeleiden.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.7.2.
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.7.3.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er bij de rechthebbende sprake is van diverse problematiek. Rechthebbende verblijft in verband met deze problematiek thans bij [verblijfplaats] . Bij beschikking van 30 juli 2018 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, daartoe een machtiging verleend tot voortgezet verblijf van de rechthebbende in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling is verklaard dat deze machtiging inmiddels weer met één jaar is verlengd.
Uit de brief van dr. [medisch specialist] , als medisch specialist GGZ verbonden aan het academisch ziekenhuis Maastricht (MUMC), van 8 maart 2018 blijkt dat rechthebbende al gedurende lange tijd onder behandeling is van het AZM. Zij is het voorgaande jaar grotendeels gedwongen opgenomen wegens ernstige eetproblematiek in het kader van Anorexia Nervosa. Daarnaast is er een vermoeden van een autisme spectrum stoornis. Voorts blijkt dat de emotionele ontwikkeling van rechthebbende maximaal op het niveau van een
7-jarige functioneert, dat het adaptieve ontwikkelingsniveau op het niveau van een
6-16-jarige functioneert, waarbij haar sociale en communicatief functioneren grotendeels vergelijkbaar is met een kind van de basisschoolleeftijd. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 23 mei 2018 heeft dr. [medisch specialist] daar onder meer nog aan toegevoegd dat rechthebbende geneigd is zichzelf te overschatten en zich niet aan haar eetschema houdt. Hij is van mening dat de maatregel van bewind en mentorschap noodzakelijk is.
In het door de mentor bij brief van 24 oktober 2018 overgelegde ongedateerde verslag van de orthopedagoge [orthopedagoge] worden voormelde bevindingen van dr. [medisch specialist] bevestigd. Daarbij is nog opgemerkt dat rechthebbende voornamelijk gericht is op het bevredigen van haar eigen behoeftes en pas kan reguleren als hieraan is voldaan. Bovendien is zij faalangstig, heeft zij sociale angst en is zij veel gericht op het verkrijgen van erkenning. Op dit moment is rechthebbende gericht op het vormen van haar eigen ik. Daarbij is zij egocentrisch, kan hierin doorschieten en daarmee niet goed voor zichzelf zorgen.
Tijdens de mondelinge behandeling is voorts gebleken dat er inmiddels sprake is van een dermate zorgelijk ondergewicht en laag BMI bij rechthebbende dat het risico bestaat dat zij hieraan komt te overlijden.
Wat de situatie nog complexer maakt is dat de rechthebbende zorgmijdend is en weinig tot geen probleembesef heeft.
Omdat zij geen inzicht heeft in haar eigen kunnen en zichzelf veelal overschat, doet zij veel negatieve ervaringen op.
De problematiek van de rechthebbende is dermate complex en ernstig, dat zij intensieve, dagelijkse ondersteuning behoeft op diverse leefgebieden.
3.8.
Op grond van voormelde omstandigheden is sprake van een dusdanige lichamelijke of geestelijke toestand aan de zijde van rechthebbende dat zij op dit moment niet in staat wordt geacht zowel haar vermogensrechtelijke als niet-vermogensrechtelijke belangen ten volle waar te nemen. Derhalve bestaat de noodzaak tot het instellen van bewind en mentorschap.
3.9.
Aan het verweer dat rechthebbende in het verleden geen schulden heeft gemaakt en met haar moeder de financiën kan regelen zodat bewind niet nodig is, wordt op grond van het voorgaande voorbij gegaan. Voldoende aannemelijk is dat rechthebbende veel stress ervaart rondom haar financiële zaken en dat zij wordt belemmerd in het uitgeven van geld.
Omdat zij veel spanningen ervaart bij de inzage in haar financiële administratie, is om die reden in onderling overleg tussen de bewindvoerder, de hulpverleners van [verblijfplaats] en de moeder besloten om rechthebbende op dit moment deze inzage niet te verstrekken. Bovendien heeft juist de moeder het bewind in eerste aanleg verzocht, terwijl de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat de financiële aangelegenheden van rechthebbende zowel bij de moeder als bij rechthebbende snel spanningen opleveren.
3.10.
Voor zover de rechthebbende heeft aangevoerd dat het mentorschap een te vergaande maatregel is en dat kan worden volstaan met hulpverlening in het vrijwillige kader, is dit onvoldoende aannemelijk geworden.
Het is juist de mentor geweest die opname van rechthebbende bij [verblijfplaats] in gang heeft gezet, terwijl uit voormelde feiten en omstandigheden genoegzaam blijkt dat hulpverlening louter in het vrijwillig kader onvoldoende is. Ook de verwachting dat in de toekomst een voorwaardelijke machtiging zal volstaan, omdat de rechthebbende na verloop van tijd zal accepteren dat zij niet in staat is om zonder intensieve vorm van begeleiding zelfstandig te wonen, leidt niet tot een ander oordeel omdat dit inzicht bij de rechthebbende op dit moment juist ontbreekt.
Ook wanneer het gedwongen verblijf bij [verblijfplaats] wegvalt, is het noodzakelijk dat de mentor de regie kan behouden, zodat de stabiliteit die de rechthebbende dan heeft verworven, gewaarborgd blijft. Van deze stabiliteit is overigens nu nog niet gebleken.
Daarbij is het belang van de rechthebbende erbij gediend dat de rol van de mentor alsook die van de bewindvoerder bij een neutraal persoon blijft, teneinde de ouders te ontlasten.
3.11.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat aan de gronden voor het instellen van het bewind en mentorschap is voldaan.
3.12.
Nu de grieven falen, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 mei 2018;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.A.M. Scheij en J.W.P.N. Hermans
en is op 18 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.