In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de beoordeling van het gezag over een minderjarige en de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige. De vader, die kampt met een cocaïneverslaving en psychische problemen, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 april 2018 aangevochten, waarin de moeder eenhoofdig gezag over de minderjarige is toegewezen. De vader verzoekt om omgang met de minderjarige en uitbreiding van de omgangsregeling. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de vader niet in staat is om beslissingen te nemen in het belang van het kind, gezien zijn verslavingsproblematiek en het traumatische verleden tussen partijen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2019 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft zijn situatie uiteengezet, waarbij hij aangeeft dat hij recentelijk clean is geworden en bereid is om meer omgang te hebben met de minderjarige. De moeder daarentegen heeft grote zorgen over de stabiliteit van de vader en zijn vermogen om voor de minderjarige te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zijn zorgen geuit over de kwetsbaarheid van beide ouders en het risico dat de minderjarige klem kan raken tussen hen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het gezag over de minderjarige alleen aan de moeder dient toe te komen. De vader is niet in staat gebleken om de belangen van de minderjarige voorop te stellen en er is een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem raakt tussen de ouders. De huidige omgangsregeling blijft in stand, waarbij de vader eerst moet laten zien dat hij zijn leven op orde heeft voordat er sprake kan zijn van uitbreiding van de omgang.