ECLI:NL:GHSHE:2019:2681
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van grieven in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 11 september 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1968 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren wegens twee winkeldiefstallen. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn hoger beroep, omdat de verdachte geen grieven had ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die op correcte wijze was gedagvaard, geen schriftelijke grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis had opgegeven. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om de strafzaak ambtshalve te onderzoeken.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. F.C.J.E. Meeuwis, en de raadsheren mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, in aanwezigheid van griffier mr. N. van der Velden. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting op 3 juli 2019.