ECLI:NL:GHSHE:2019:2572

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
200.256.313_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst en non-conformiteit van zonweringschermen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen twee vennootschappen onder firma, waarbij de appellant zich beroept op non-conformiteit van de geleverde zonweringschermen. De rechtbank Limburg had eerder in drie vonnissen geoordeeld over de geschillen tussen partijen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Berk, stelt dat de zonweringschermen niet aan de verwachtingen voldeden en dat er sprake was van non-conformiteit. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. M.G. Spijker, betwisten dit en stellen dat de koper rekening moet houden met onderhoud en slijtage na de garantietermijn. Het hof heeft vastgesteld dat de koper niet zonder meer kon aannemen dat er geen onderhoud nodig zou zijn na de garantietermijn. Het hof heeft ook geoordeeld dat er een kennelijke misslag was in de naamgeving van de geïntimeerde sub 1, die verbeterd moest worden. Het hof heeft de naam van geïntimeerde sub 1 aangepast en de vorderingen van de appellant afgewezen, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de rol voor het nemen van memorie van grieven. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.256.313/01
arrest van 16 juli 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als appellant,
advocaat: mr. J. van Berk te Nijmegen,
tegen
1.
vennootschap onder firma [vennootschap onder Fa.] ,in de dagvaarding in hoger beroep aangeduid als
vennootschap onder firma [vennootschap onder firma],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna aan te duiden als: geïntimeerde sub 1,
en

2 [de vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna aan te duiden als: geïntimeerde sub 2;
advocaat: mr. M.G. Spijker te Boxmeer,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 december 2018 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 20 september 2017, 20 december 2017 en 26 september 2018, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen appellant als eiser en geïntimeerde sub 1 als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5945618 / CV EXPL 17-3850)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met producties;
  • het tegen geïntimeerde sub 1 op 19 maart 2019 verleende verstek;
  • de rolbeslissing van dit hof van 26 maart 2019;
  • een akte rectificatie tevens houdende akte van uitlating met producties 5 en 6 d.d. 9 april 2019;
  • de antwoordakte rectificatie tevens houdende antwoordakte van uitlating d.d. 23 april 2019.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
In eerste aanleg was geïntimeerde sub 1 gedaagde, maar was geïntimeerde sub 2 geen procespartij. In hoger beroep zijn zowel geïntimeerde sub 1 als geïntimeerde sub 2 gedagvaard, waarbij in de dagvaarding in hoger beroep is vermeld dat geïntimeerde sub 2 de onderneming van geïntimeerde sub 1 heeft voortgezet.
3.2.
Bij rolbeslissing van 26 maart 2019 heeft de rolraadsheer overwogen dat niet duidelijk is of geïntimeerde sub 2 de rechtsopvolger van geïntimeerde sub 1 is. In het aan de dagvaarding in hoger beroep gehechte uittreksel van de Kamer van Koophandel van 20 december 2018 is wel vermeld dat geïntimeerde sub 2 de onderneming van geïntimeerde sub 1 heeft ‘voortgezet’, maar hieruit blijkt niet dat geïntimeerde sub 2 de rechtsopvolger van geïntimeerde sub 1 is, noch dat er sprake is van schuldovername. Appellant is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich over deze kwestie bij akte uit te laten. Geïntimeerde sub 2 is vervolgens in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte te reageren.
3.3.
Appellant heeft bij ‘akte van rectificatie tevens houdende akte van uitlating’ naar voren gebracht dat in de inleidende dagvaarding is opgegeven als gedaagde “ [vennootschap onder firma] ”, maar dat uit het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat geïntimeerde sub 1 staat ingeschreven als “ [vennootschap onder Fa.] ”. Er is sprake van een kennelijke misslag die voor verbetering vatbaar is, terwijl geïntimeerde sub 1 door de rectificatie niet in haar belangen zal worden geschaad.
Geïntimeerde sub 1 heeft geen stukken van ontbinding of vereffening van de onderneming gedeponeerd in het register van de Kamer van Koophandel, zoals blijkt uit een overgelegd uittreksel (productie 5). Uit de slotverklaring op pagina 20 onder 1A van de oprichtingsstatuten van geïntimeerde sub 2 blijkt dat de oprichters de verkregen aandelen hebben volgestort door ieders inbreng van de voor gezamenlijke rekening gedreven onderneming [vennootschap onder Fa.] . De inbreng bestaat uit ieders aandeel in de activa van geïntimeerde sub 1, onder de verplichting dat geïntimeerde sub 2 de passiva van geïntimeerde sub 1 voor haar rekening neemt (productie 6).
Appellant concludeert op basis van deze gegevens dat geïntimeerde sub 2 de schulden van geïntimeerde sub 1 heeft overgenomen.
3.4.
Geïntimeerde sub 2 heeft bij antwoordakte rectificatie tevens houdende antwoordakte uitlating aangevoerd dat in eerste aanleg een onjuiste rechtspersoon is gedagvaard en dat dit gebrek in hoger beroep is voortgezet. Mede om die reden heeft zich alleen een advocaat namens geïntimeerde sub 2 gesteld. Appellant dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen jegens [vennootschap onder firma] . en uit dien hoofde dient appellant te worden veroordeeld in de proceskosten, aldus geïntimeerde sub 2.
[vennootschap onder Fa.] is opgehouden te bestaan per juli 2018. Bij de oprichting van [de vennootschap] . is de bedrijfsvoering met alle bijbehorende baten en lasten overgegaan van [vennootschap onder Fa.] naar [de vennootschap] . [de vennootschap] refereert zich ten aanzien van de rechtsopvolging aan het oordeel van het hof.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Vaststaat dat geïntimeerde sub 1 in eerste aanleg en in hoger beroep abusievelijk is aangeduid als de “vennootschap onder firma [vennootschap onder firma] ”. Het hof is van oordeel dat deze misslag in hoger beroep voor verbetering vatbaar is en dat daarvoor in de plaats dient te worden gelezen “vennootschap onder firma [vennootschap onder Fa.] ”. Geïntimeerde sub 1 is hierdoor niet in haar belangen geschaad. Het hof ziet geen aanleiding voor een niet-ontvankelijkverklaring van appellant, zoals door geïntimeerde sub 2 is gevorderd, nu het partijen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep volkomen duidelijk was welke partij werd aangesproken en er ook onder de naam “vennootschap onder firma [vennootschap onder firma] ” is geprocedeerd in eerste aanleg.
Evenmin ziet het hof reden om ten aanzien van deze verbeterde lezing een kostenveroordeling uit te spreken. Niet is onderbouwd waarom de heer en mevrouw [betrokkenen] , die geen procespartij zijn, (extra) proceskosten hebben moeten maken doordat de naam van gedaagde sub 1/geïntimeerde sub 1 thans verbeterd wordt gelezen.
3.5.2.
Het hof constateert dat partijen het erover eens zijn en ook uit de overgelegde stukken blijkt dat de vennootschap onder firma [vennootschap onder Fa.] is opgegaan in [de vennootschap] waarbij de oprichters de verkregen aandelen hebben volgestort door ieders inbreng van de voor gezamenlijke rekening gedreven onderneming [vennootschap onder Fa.] onder de verplichting dat geïntimeerde sub 2 de schulden van geïntimeerde sub 1 heeft overgenomen.
3.6.
Het hof verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van memorie van grieven.

4.De uitspraak

Het hof:
verbetert de naam van geïntimeerde sub 1 van “vennootschap onder firma [vennootschap onder firma] ” in “vennootschap onder firma [vennootschap onder Fa.] ”;
wijst af de door geïntimeerde sub 2 gevorderde proceskosten;
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 voor het nemen van memorie van grieven.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, A.J. Henzen en E.H. Schulten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juli 2019.
griffier rolraadsheer