3.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast (vonnis, 2).
[appellanten c.s.] is sinds 2 oktober 1995 eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Mierlo, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] (hierna: perceel [perceel 1] ). Dit perceel betreft een braakliggend terrein.
[geïntimeerde] is sinds 17 december 2014 eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Mierlo, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] (hierna: perceel [perceel 2] ) aan het adres [adres] .
De percelen [perceel 1] van [appellanten c.s.] en [sectieletter] [sectienummer 2] van [geïntimeerde] grenzen aan elkaar.
In opdracht van [geïntimeerde] is aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] te [vestigingsplaats] (hierna: [aannemersbedrijf] ) in november 2014 gestart met de bouw van een woning met garage op perceel [perceel 2] . Dit was mogelijk omdat de voormalige eigenaars van perceel [perceel 2] , de familie [voormalige eigenaars van perceel 2] , [geïntimeerde] hebben toegestaan voorafgaand aan de juridische levering met de bouw te starten.
[aannemersbedrijf] heeft de garage van [geïntimeerde] te ver richting het perceel van [appellanten c.s.] gebouwd waardoor de dakgoot van de garage over een lengte van 11 meter met 21 centimeter over het perceel van [appellanten c.s.] uitsteekt (in totaal derhalve met 231 cm2).
Op 12 maart 2016 is de heer [aannemer] (hierna: [aannemer] ) in opdracht van [geïntimeerde] gestart met de aanleg van een oprit op het perceel van [geïntimeerde] . Bij die aanleg is een betonnen fundering gestort die gedeeltelijk op het perceel van [appellanten c.s.] terecht is gekomen.
In april 2016 is een hoog zwart hekwerk achter de garage van [geïntimeerde] gerealiseerd. Om de palen van het hekwerk te verankeren zijn betonnen funderingsvoeten aangebracht. Deze funderingsvoeten zijn (mogelijk) gedeeltelijk op het perceel van [appellanten c.s.] terecht gekomen.
Naar aanleiding van door [appellant] mondeling geuite klachten, heeft [geïntimeerde] op 28 april 2016 een brief (productie 4 dagvaarding) aan [appellanten c.s.] gestuurd. Deze brief houdt, voor zover hier relevant, onder meer het volgende in:
“U liet mij weten dat u van mening bent dat een gedeelte van mijn garage (‘overstek,) over uw grond hangt. U verzocht mij een stuk grond te ruilen of het bouwwerk afte breken dan wel te verplaatsen. Met deze brief kom ik er op terug. Wij vinden het heel vervelend dat een klein gedeelte van de overstek van de garage over de erfafscheiding van uw perceel steekt.Het is nooit onze intentie geweest om over de erfafscheiding te bouwen. Het nadeel dat ik zou ondervinden van afbraak/verplaatsing van mijn garageoverstek staat in geen verhouding tot het nadeel dat u ondervindt bij handhaving van de bestaande situatie. Daarom kunt u in redelijkheid niet van mij verlangen dat ik tot afbraak/verplaatsing overga. Ik stel u voor dat u het stukje grond waarover is gebouwd tegen een door een afhankelijk makelaar vastgestelde prijs aan ons verkoopt. Het stukje grond betreft hier +/- 1,50 m2 volgens de kadastrale gegevens bij het koopcontract van de familie [voormalige eigenaars van perceel 2] (zie bijlage). Een andere mogelijkheid is om deze 1,50 m2 eventueel te compenseren over de volle lengte langs het nog te plaatsen hekwerk van de voorzijde van de garage tot de stenen erfafscheidingspaal aan de straat [A-straat] . (…)”
[appellanten c.s.] heeft bij brief van 6 juni 2016 van zijn gemachtigde, Klaverblad Rechtsbijstand Stichting, gereageerd (productie 5 dagvaarding).
Bij brief van zijn gemachtigde van 14 juni 2016 (productie 6 dagvaarding) heeft [geïntimeerde] [appellanten c.s.] onder meer medegedeeld dat hij bij de bouw te goeder trouw is geweest, daarbij uitgaande van de door het kadaster uitgezette afpaling. Tevens heeft [geïntimeerde] kort gezegd medegedeeld dat de voorgenomen bouwplannen van [appellanten c.s.] volgens de gemeente niet gerealiseerd mogen worden en dat hij bereid blijft de kwestie in der minne af te doen.
Op 30 juni 2016 heeft [appellanten c.s.] middels een e-mailbericht van zijn gemachtigde opdracht gegeven aan het kadaster voor een grensreconstructie (productie 10 dagvaarding). [geïntimeerde] heeft voor de grensreconstructie geen uitnodiging gekregen en is bij de uitvoering daarvan door het kadaster niet aanwezig geweest.
Bij brief van 23 september 2016 van zijn gemachtigde heeft [appellanten c.s.] het relaas van bevindingen van het kadaster aan [geïntimeerde] gezonden. Daarbij heeft [appellanten c.s.] volhard in zijn standpunt dat [geïntimeerde] bewust grensoverschrijdend zou hebben gebouwd, dat de bouwplannen van [appellanten c.s.] gerealiseerd zouden kunnen worden en dat [geïntimeerde] tot uiterlijk 15 oktober 2016 de mogelijkheid wordt geboden de grensoverschrijdende gedeelten te verwijderen.
Bij brief van 13 oktober 2016 van zijn gemachtigde (productie 8 dagvaarding) heeft [geïntimeerde] gereageerd. Deze brief houdt, voor zover hier relevant, onder meer het volgende in:
“(...) Vooropgesteld had cliënt het op prijs gesteld als hij bij een grensreconstructie die mede de omvang van zijn perceel aan gaat was uitgenodigd. Dat zulks niet is gedaan stelt hem teleur.(...) Evengoed heeft cliënt besloten om de betonnen fundering van het hek te verwijderen, voor zover die op de grond van uw cliënten ligt.(...) Uit het relaas van bevindingen van het kadaster blijkt tot de spijt van cliënt dat zijn overstek inderdaad deels boven het perceel van uw cliënten hangt. In dit verband biedt cliënt graag zijn excuses aan. Het is niet zijn bedoeling geweest om boven het perceel van zijn buren te bouwen. Cliënt betwist evenwel de beschuldiging dat hij dit bewust zou hebben gedaan. Cliënt heeft de afpaling niet genegeerd maar juist aangehouden.Cliënt heeft laten onderzoeken wat het zou kosten om het overstek aan te passen. Gebleken is dat de aanpassing maar liefst € 4.259,20 zou kosten, zie ook bijgevoegde offerte. Tevens zou de aanpassing enorm afbreuk doen aan het aangezicht. Volgens de conclusie van mijn cliënten hangt het overstek ongeveer 21 cm2 over de grens. Een voor bouwgrond gebruikelijke prijs van € 300,- per m2 levert een bedrag van € 630,-. Het financieel belang van cliënt bij behoud van het overstek weegt in dat geval dus 7x zo zwaar als het belang van uw cliënten bij afbraak. Dat staat in geen verhouding tot elkaar. (..)Cliënt vordert daarom dat dat uw cliënten een erfdienstbaarheid zullen verlenen ten behoeve van het overstek. (...) Cliënt verklaart zich hierbij bereid om het bedrag van € 630,- te betalen bij wijze van schadevergoeding. De kosten van de notariële akte zullen vanzelfsprekend door cliënt worden gedragen. (...)”
Verdere correspondentie tussen partijen heeft niet tot een wijziging van de over en weer ingenomen standpunten geleid.