Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4652446 CV EXPL 15-7231)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep en het herstelexploot;
- de door [appellant] genomen memorie van grieven in principaal hoger beroep;
- de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de door [appellant] genomen memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de door [geïntimeerde] genomen akte in principaal en incidenteel hoger beroep;
- de door [appellant] genomen antwoordakte in principaal en incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
- Bij schriftelijke huurovereenkomst van 19 januari 2012 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] met ingang van 27 januari 2012 voor de duur van een jaar (een deel van) de opslagruimte gelegen aan de [A-straat] te [vestigingsplaats] verhuurd.
- [geïntimeerde] heeft in januari 2012 (een gedeelte van) zijn bedrijfsvoorraad van zijn snuffelhal overgebracht naar de opslagruimte.
- In of omstreeks augustus 2012 is de bedrijfsvoorraad van [geïntimeerde] uit de opslagruimte verwijderd.
- Op 17 september 2012 heeft [geïntimeerde] bij de politie aangifte gedaan van diefstal van de bedrijfsvoorraad uit de opslagruimte, gepleegd tussen 6 augustus 2012 te 10:00 uur en 10 september 2012 te 11:15 uur.
- Bij brief van 4 maart 2014 heeft de advocaat van [geïntimeerde] [appellant] aansprakelijk gesteld voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden doordat zijn bedrijfsvoorraad uit de opslagruimte is verwijderd.
- De zaken die in de gehuurde opslagruimte waren opgeslagen, waren eigendom van [geïntimeerde] (rov. 3.6).
- Uitgaande van de stelling van [appellant] dat twee mannen de zaken van [geïntimeerde] hebben opgehaald, heeft te gelden dat [appellant] hen heeft toegestaan de opslagruimte te betreden en de zaken van [appellant] mee te nemen. Dat levert in beginsel een tekortkoming op van [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst. Het is aan [appellant] om te bewijzen dat [geïntimeerde] aan derden een door hem ondertekende schriftelijke machtiging heeft verstrekt om zijn bedrijfsvoorraad uit de door hem van [appellant] gehuurde bedrijfsruimte te verwijderen (rov. 3.7).
- Als [appellant] niet in die bewijslevering slaagt, is hij aansprakelijk voor de door [geïntimeerde] geleden schade. Het is aan [geïntimeerde] om te bewijzen dat zijn bedrijfsvoorraad die was opgeslagen in de door hem van [appellant] gehuurde bedrijfsruimte een waarde had van € 35.000,-- (rov. 3.9).
- [appellant] opgedragen om te bewijzen dat [geïntimeerde] aan derden een door hem ondertekende schriftelijke machtiging heeft verstrekt om zijn bedrijfsvoorraad uit de bedrijfsruimte te verwijderen;
- aan [geïntimeerde] opgedragen om te bewijzen dat zijn bedrijfsvoorraad die was opgeslagen in de door hem van [appellant] gehuurde opslagruimte, een waarde had van € 35.000,--.
- [appellant] is er niet in geslaagd om te bewijzen dat [geïntimeerde] aan derden een door hem ondertekende schriftelijke machtiging heeft verstrekt om zijn bedrijfsvoorraad uit de bedrijfsruimte te verwijderen. Dit heeft tot gevolg dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] door het verwijderen van de bedrijfsvoorraad heeft geleden (rov. 2.7).
- [geïntimeerde] is er niet in geslaagd om te bewijzen dat zijn bedrijfsvoorraad die was opgeslagen in de door hem van [appellant] gehuurde opslagruimte, een waarde had van € 35.000,--. Wel kan bewezen worden geacht dat de bedrijfsvoorraad een waarde had van € 25.000,--, zodat de vordering van [geïntimeerde] in zoverre toewijsbaar is (rov. 2.16 tot en met 2.19).
- [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 25.000,-- te betalen;
- [appellant] in de proceskosten van de verstekprocedure en de verzetprocedure veroordeeld.