3.1De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
De broer en de zus zijn de kinderen van de op [datum 1] 1983 overleden [moeder] (hierna: moeder) en de op [datum 2] 2014 overleden [vader] (hierna: vader dan wel erflater). Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
De vader heeft in januari 1993 ƒ 1.500,= aan de broer overgemaakt, waarbij het rekeningafschrift vermeldt dat het gaat om een schenking. Hij had eerder al bedragen van ƒ 1.700,= en ƒ 1.000,= aan de broer overgemaakt, waarbij de rekeningafschriften vermelden “ter leen tbv betalen advocaat” respectievelijk “lening bankstel”.
De broer heeft op 10 juni 1998 de volgende schuldbekentenis ondertekend:
Hierbij verklaart ondergetekende ƒ 15.000,= als voorschot te hebben ontvangen. Het verschot wordt terugbetaald na ontvangst van het kindsdeel van het pand aan de [adres] te [plaats] .
Het voorschot is door de vader aan de broer betaald.
De moeder heeft niet bij uiterste wilsbeschikking over haar nalatenschap beschikt. Tot haar nalatenschap behoorde haar aandeel in de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] . Die woning is op 10 augustus 1998, in het kader van de verdeling van de nalatenschap van moeder, aan de zus toegedeeld, onder de verplichting voor de zus om een bedrag wegens overbedeling aan de vader en de broer te vergoeden.
De voormalige echtgenoot van de zus heeft op 1 juli 2004 een kapitaalverzekering afgesloten (Vrij Vermogen Verzekering) bij Reaal, waarbij de dochter van de zus, [dochter van de zus] (hierna: [dochter van de zus] ), als begunstigde is aangewezen. De maandelijkse premies voor deze verzekering - € 100,= - zijn vanaf 1 juli 2004 tot diens dood betaald door de erflater.
De vader heeft bij uiterste wilsbeschikking d.d. 6 oktober 2004 de zus tot zijn enige erfgenaam benoemd (en dus de zoon onterfd), € 10.000,= aan [dochter van de zus] gelegateerd en de zus tot executeur benoemd. De zus heeft na het overlijden van de vader die benoeming aanvaard.
De broer maakt aanspraak op zijn legitieme portie in de nalatenschap van de vader. Volgens een door notariskantoor [notariskantoor] in opdracht van de zus gemaakte berekening bedraagt die legitieme portie € 38.666,95 en heeft de broer, na vermindering met door hem ontvangen schenkingen van € 8.172,58, recht op € 29.954,37.