Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
8.Het verdere verloop van het geding
9.De verdere beoordeling
- Het rapport van Nederlands Taxatie & Adviesbureau (NTAB) van 31 maart 2015 dat [appellante] aan haar vordering op dit onderdeel ten grondslag legt, gaat uit van een waarde na teruggave van € 91.400,=. De waardevermindering bedraagt dan in totaal € 46.450,=.
- Zoals vermeld in het tussenarrest van 9 april 2019 (r.o. 6.4) heeft de rechtbank een onderscheid gemaakt tussen zes ‘goedkopere’ voertuigen met een afschrijving van 8% per jaar, wat uitkomt op een bedrag van € 6.970,56, en drie ‘duurdere’ voertuigen waarvoor de afschrijving is bepaald op € 15.000,=, in totaal € 21.970,56.
- In hoger beroep heeft [appellante] een berekening overgelegd op basis van de website van de ANWB die volgens [appellante] leidt tot een inruilwaarde in maart 2015 van € 94.809,27 tegen € 91.400,= van het NTAB. Volgens [appellante] betekent vervolgens het hanteren van een afschrijvingspercentage van 31,22% over 16 maanden een waardevermindering van in totaal € 43.040,73 tegen € 46.450,= van het NTAB (memorie van grieven punt 44). [appellante] ziet hierin een bevestiging van de juistheid van het rapport van NTAB.
- [geintimeerden c.s.] stelt zich op het standpunt dat voor alle voertuigen over de gehele periode een waardevermindering (afschrijving) van 8% per jaar geldt, wat neerkomt op een waardevermindering van in totaal € 14.704,= (memorie van antwoord punt 4.16).
10.De uitspraak
gelijktijdigmet het hiervoor onder 9.5 vermelde doel;