In deze zaak gaat het om een spoedappel van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) tegen de afwijzing van de kinderrechter in eerste aanleg om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een drieling te verlengen. De kinderrechter had op 9 juli 2019 de verzoeken van de GI afgewezen, met als gevolg dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing op 12 juli 2019 zouden eindigen. De GI was het niet eens met deze beslissing en heeft op dezelfde dag een spoedappel ingediend.
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de situatie van de ouders en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben sinds 26 juli 2018 gezamenlijk het gezag over de drieling, maar de GI betwist dat zij in staat zijn om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapportage aangegeven dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt en niet bij de ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds zijn vervuld, gezien de zeer jonge leeftijd van de kinderen en de voorgeschiedenis.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd en de verzoeken van de GI alsnog toegewezen, met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes weken. Tevens is er een zitting gepland binnen 14 dagen om de verdere behandeling van de zaak te bespreken. De beslissing is op 11 juli 2019 uitgesproken in het openbaar.