Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vof] ,
[de vennoot 1],
[de vennoot 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 6494211 \ CV EXPL 17-9181)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Op 27 december 2016 heb je mij een overeenkomst gestuurd die wij inmiddels besproken hebben. Jij gaf aan dat ik de tekst zelf kon veranderen, omdat ik het niet eens was met de inhoud. Dat heb ik dan ook gedaan. Mijn tekst tref je bijgaand aan.
“(…) Partij 1[ [geïntimeerden] , hof]
betaalt voor 15 maart 2017 een bedrag van € 12.000 te verdelen in 2 termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op 14 februari 2017 en de 2e termijn op 14 maart 2017. Na betaling van dit bedrag verleent Partij 2[ [appellante] , hof]
aan Partij 1 finale kwijting en zal Partij 2 afzien van invorderingsmaatregelen ten aanzien van het niet betaalde bedrag van de vordering, de wettelijke rente en de incassokosten (…).”
“Onder druk en bedreiging, met de toezegging als niet getekend zou worden de belastingdienst gevraagd zou worden samen met [accountants en belastingadviseurs] mijn faillissement aangevraagd zou worden heb ik getekend!”(brief van 6 maart 2018 aan de kantonrechter). [geïntimeerden] heeft bij dupliek hieraan toegevoegd:
“De overeenkomst is niet in overeenstemming met de wil van mij en mijn echtgenote. Beiden zij wij bedreigd (…). Dhr. [medewerker van appellante 1] dreigde ermee dat als wij geen medewerking zouden verlenen hij er voor zou zorgen dat wij, mijn vrouw en ik, in de [A-straat] in [plaats] terecht zouden komen in flatje. (achterstandswijk in [plaats] ). (…) Ook[dhr [medewerker van appellante 2] ]
schuwde na enige tijd niet om dreigende taal jegens ons beide te uiten, zowel mijn echtgenote als ik werden voor het feit gesteld, of tekenen van overeenkomst of heer [medewerker van appellante 2] , die goede contacten had bij belastingdienst, zou zijn bronnen binnen belastingdienst opdragen stappen jegens ons te ondernemen en samen met belasting ons faillissement aan te vragen. (…) Heer [medewerker van appellante 2] heeft zijn bedreigingen niet alleen telefonisch gedaan, deze kwam ook aan onze deur om zijn dreigementen meer kracht bij te zetten. (…). De spanning was voor ons niet meer te houden (…).”
- a) een e-mail van [medewerker van appellante 2] van 25 januari 2017, waarin [medewerker van appellante 2] verzoekt de overeenkomst te tekenen en verder schrijft:
- b) een e-mail van [medewerker van appellante 2] van 17 november 2016 waarin staat:
- c) een brief waarin [geïntimeerden] aan [appellante] laat weten bereid te zijn een gedeelte van de door [appellante] genoemde openstaande facturen te betalen
- d) een brief van (zijn nieuwe accountant) [nieuwe accountant van geintimeerden] AA van 8 mei 2018 waarin staat dat [appellante] fouten heeft gemaakt en dat [geïntimeerden]
- e) een e-mail van R.J.H.M. Crombaghs (advocaat) van 5 januari 2017 waarin staat dat die overleg heeft gehad met [nieuwe accountant van geintimeerden] (hiervoor genoemd) en dat zij beide negatief staan tegenover een schikking met [appellante] tegen finale kwijting over en weer, want “