9.2.De kantonrechter heeft in het vonnis, waarvan beroep, een aantal feiten vastgesteld in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 en 4, waartegen [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt. Daarnaast zijn in hoger beroep andere feiten komen vast te staan. Het hof recapituleert de vaststaande feiten als volgt.
9.2.1.In opdracht van [appellant] verrichtte [geïntimeerde] werkzaamheden aan de woning [adres 1] te [plaats 2] . [appellant] was eigenaar van dit pand als beleggingspand voor de verhuur.
9.2.2.Tussen partijen zijn vier aannemingsovereenkomsten gesloten. De eerste (productie 1 bij antwoord/eis) dateert van 24 juli 2016, betreft de oplevering van badkamer, keuken en toilet en houdt in dat het werk uiterlijk wordt opgeleverd op 1 september 2016 voor € 4.472,00. Daarvan zou [appellant] € 2.500,00 betalen en [geïntimeerde] moeder de rest (e-mail van [appellant] van 24 juli 2016, onderdeel van productie 7 bij antwoord in reconventie). De tweede aannemingsovereenkomst (productie 2 bij antwoord/eis) dateert van 4 september 2016, betreft het voorzien van de woning van elektriciteit, het aanbrengen van isolatie aan/onder de kap, het afwerken met gips en plint en het verhelpen van lekkage in de woonkamer en houdt in dat het werk wordt opgeleverd uiterlijk op 30 september 2016 voor € 1.815,00. De derde overeenkomst (productie 3 bij antwoord/eis) kwam tot stand op 22 oktober 2016 door aanvaarding onder voorwaarden van de offerte van 20 oktober 2016, waarop [appellant] handgeschreven heeft aangetekend “oplevering 1/12/16”. Deze overeenkomt betreft werkzaamheden in keuken, woonkamer, bovenverdieping, badkamer, hal en toilet voor een prijs van in totaal € 7.476,14. De vierde overeenkomst is gebaseerd op de offerte van [geïntimeerde] van 24 januari 2017 en betreft werkzaamheden in de woonkamer voor € 1.401,60 (15e blad van productie 7 bij antwoord in reconventie) en houdt in dat het werk wordt opgeleverd uiterlijk op 1 december 2016.
9.2.3.Bij brief van 2 maart 2017 (productie 1 bij dagvaarding) heeft de advocaat van [appellant] onder meer het volgende geschreven:
“
(….)
U hebt met cliënt een aannemingsovereenkomst gesloten voor – kort gezegd – een volledige renovatie van de woning aan de [adres 2] te [plaats 2].
Onderdeel van de afspraken was dat het werk uiterlijk 1 december 2016 gereed zou zijn en de woning zou worden opgeleverd. De woning zou dan weer beschikbaar zijn voor verhuur.
Helaas bleek het werk op de overeengekomen opleverdatum niet gereed. Cliënt heeft vervolgens met u afgesproken dat u de renovatie zou spoedig mogelijk zou afronden, uiterlijk per 1 januari 2017. Ook toen bleek het werk echter niet af. Cliënt heeft u vervolgens nog tweemaal een nadere termijn van een maand gegund om het werk af te maken, waarbij u er mee hebt ingestemd dat u cliënt zijn gemiste huuropbrengsten vergoedt. (….)
4.
U bent de aannemingsovereenkomst niet tijdig nagekomen en namens cliënt stel ik u daarvoor (opnieuw) in gebreke. Ik verzoek u – met kracht van sommatie – om het werk nu zo spoedig mogelijk (….) af te ronden en het werk uiterlijk 16 maart 2017 aan cliënt op te leveren.”(….)
9.2.4.De advocaat van [appellant] heeft bij brief van 17 maart 2017 (productie 3 bij dagvaarding) de aannemingsovereenkomst(en) buitengerechtelijk ontbonden.
9.2.5.[appellant] heeft een opname van de bouwkundige en elektrotechnische werkzaamheden laten uitvoeren door [deskundige] (verder: [deskundige] ). [deskundige] heeft op 25 maart 2017 een rapport opgemaakt. Dit rapport zal het hof hierna aanduiden als: [deskundige] I. Op 18 april 2018 heeft [deskundige] op verzoek van [appellant] een tweede rapport opgemaakt. Dit rapport zal het hof hierna aanduiden als [deskundige] II. [deskundige] II bestaat uit [deskundige] I (pagina’s 1 tot en met 12) en uit een nieuw gedeelte (pagina’s 13 tot en met 20, bestaande uit onderdeel 8, ‘Beoordeling facturen’ en onderdeel 9 ‘Conclusie’) (productie 6 grieven).
De stellingen van partijen en het oordeel van de kantonrechter
9.3.1.In eerste instantie vorderde [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van
€ 18.069,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 29 mei 2017 op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad, € 2.710,00 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. De gevorderde hoofdsom was de som van € 4.750,00 als door [appellant] terug te ontvangen bedrag, € 2.500,00 aan sloopkosten, € 2.500,00 aan meerkosten van de nieuwe aannemer, €1.500,00 aan kosten van het opnieuw aanleggen van de elektrische installatie, € 4.920,00 aan huurderving, € 1.500,00 aan advocaatkosten en € 399,00 aan kosten van het rapport [deskundige] .
9.3.2.[geïntimeerde] voerde verweer en vorderde veroordeling van [appellant] in de proceskosten. [geïntimeerde] stelde ook een reconventionele vordering in, die hij later heeft ingetrokken.
9.3.3.In het vonnis, waarvan beroep, heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] tot een bedrag van € 545,00, dat betrekking heeft op huurderving, toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2017, en voor het overige afgewezen. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding (in conventie).
9.3.4.[appellant] heeft in hoger beroep 9 grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd. [appellant] heeft ook zijn eis gewijzigd in die zin dat hij thans, uitvoerbaar bij voorraad, in hoofdsom een bedrag van € 12.849,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2017, de dag van de dagvaarding in eerste aanleg, vordert, alsmede een bedrag € 903,49 aan buitengerechtelijke kosten en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties. De thans gevorderde hoofdsom is de som van € 4.717,30 “teveel betaald/waardevergoeding”, € 3.257,71 “vergoeding meerkosten”, € 4.025,00 huurderving en € 849,00 aan kosten van het (aangevulde) rapport [deskundige] .
De beoordeling van de grieven en van de gewijzigde eis