In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de huurprijsvaststelling van een bedrijfsruimte. De verhuurder, aangeduid als [appellant], heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud en de wijze van totstandkoming van een deskundigenrapport dat was opgesteld in het kader van een geschil met de huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De huurovereenkomst tussen partijen was aangegaan voor een periode van vijf jaar, met een optie voor verlenging. Na het verstrijken van deze periode ontstond er onenigheid over de huurprijs, wat leidde tot een verzoek van [geïntimeerde] aan de kantonrechter om een deskundige te benoemen voor advies over de huurprijs. De benoemde deskundige, H.J. Schotanus, adviseerde een huurprijs die door [appellant] werd betwist. Het hof oordeelt dat de deskundige niet onpartijdig was, maar dat de bezwaren van [appellant] onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter om de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie toe te wijzen en de vorderingen van [appellant] in reconventie af te wijzen. Het hof vernietigt echter de afwijzing van de vordering van [appellant] ter zake van contractuele boetes, en kent hem een bedrag van € 900,- toe, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan [geïntimeerde].