ECLI:NL:GHSHE:2019:2368
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- R.A.T.M. Dekkers
- M.E.F.H. van Erve
- G.P.M.F. Mols
- Rechtspraak.nl
Vordering gevangenhouding van het openbaar ministerie en niet-ontvankelijkheid in de vordering
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot gevangenhouding van het openbaar ministerie. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens diefstal met geweld. Na deze veroordeling was het bevel tot bewaring van de verdachte geschorst, maar het openbaar ministerie heeft vervolgens een vordering tot gevangenhouding ingediend. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord in raadkamer.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte vanaf de dag na het vonnis van de politierechter gedetineerd was zonder recht of titel, omdat er geen bevel tot gevangenhouding was afgegeven. De wet biedt geen expliciete mogelijkheid voor herstel van dit verzuim, en het hof oordeelt dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot vrijheidsbeneming strikt nageleefd moeten worden. Daarom heeft het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot gevangenhouding, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het hof heeft vervolgens de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelast.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht, vooral met betrekking tot de vrijheidsbeneming van verdachten. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtsbescherming van de verdachte, die onterecht gedetineerd was zonder een geldig bevel tot gevangenhouding.