Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
de Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Van de Laar;
- mr. Van Asten namens de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 1] .
- mr. Van de Laar;
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl (waarnemend advocaat);
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 2] .
- het V-formulier van de advocaat van de moeder van 9 mei 2019 met als bijlage een brief van de moeder;
- het V-formulier van de advocaat van de vader van 24 mei 2019 met bijlagen.
3.De beoordeling
- In november 2012 is de vader veroordeeld voor mishandeling en stalking van de moeder tot een gevangenisstraf van 65 dagen. Eerder was de vader een straat- en contactverbod opgelegd. Op 1 mei 2014 is aan de moeder een schadevergoeding uitgekeerd uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 2.879,- naar aanleiding van het gedrag van de vader (stelselmatig huiselijk geweld, stalking en onzedelijk betasten) dat in de periode van juli 2007 tot april 2011 heeft plaatsgevonden.
- Bij beschikking van 25 juni 2012 is het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met [minderjarige] door de rechtbank afgewezen. De vader is hiervan in hoger beroep gegaan. Het hof heeft deze beschikking – nadat het hof de zaak twee keer had aangehouden bij tussenbeschikkingen van 4 december 2012 en 19 september 2013 – op 26 maart 2015 bekrachtigd.
eersteen professionele therapie ondergaat die ziet op agressieregulatie. Hiervan is echter nog steeds niet gebleken. Dat de moeder – evenals de vader – niet heeft voldaan aan haar opdracht van het hof om traumatherapie te ondergaan, kan niet tot een ander oordeel leiden; dat staat los van wat van de vader werd en wordt verwacht.