6.1.In rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.14. heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten is geen grief gericht zodat deze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Deze luiden als volgt.
a. [geintimeerde 2] heeft in september 2013 een overeenkomst met de besloten vennootschap [machinebouw] Machinebouw [vestigingsnaam] B.V. (hierna: [machinebouw] ) gesloten voor de levering van zestien nog te produceren hydraulische oliereservoirs. Bij ieder reservoir hoorde een set van databoeken, testrapporten en certificaten aangaande (de kwaliteit van) het betreffende reservoir, ook wel bekend als de Manufacturer’s Record Books (hierna: MRB’s). Daarnaast moest er één algemene MRB worden opgesteld.
De reservoirs waren bestemd voor zestien Hydraulic Power Units (hierna: HPU’s) die [geintimeerde 2] als onderdeel van een hydraulische hijsinstallatie zou leveren ten behoeve van het schip “Pioneering Spirit”. Dat schip is ontwikkeld en gebouwd voor het plaatsen en verwijderen van boorplatforms op zee, in opdracht van het bedrijf Allseas.
De overeenkomst van september 2013 is neergelegd in een Purchase Order van 6 september 2013 (hierna: PO). Daarop zijn de algemene voorwaarden van [geintimeerde 2] van toepassing. Op 14 en 28 maart 2014 hebben [machinebouw] en [geintimeerde 2] aanvullende afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in de Amended Purchase Order van 13 juni 2014. Op 17 oktober 2014 hebben [machinebouw] en [geintimeerde 2] vervolgens een aanvullende overeenkomst gesloten met een verhoging van de koopsom tot € 5.300.000,- voor de reservoirs en de MRB’s.
[machinebouw] diende gedurende de productie van de reservoirs zogeheten niet-destructief onderzoek te doen (hierna: NDO). Met dergelijk NDO kunnen onzichtbare afwijkingen in materialen bevonden en beoordeeld worden. Het NDO dient plaats te vinden tijdens de productie van de respectievelijke reservoirs. De NDO-rapportages bestaan uit -onder meer- röntgenfoto’s van de reservoirs en bevindingen van experts aanwezig tijdens de productie. De NDO-rapportage is een belangrijk onderdeel van de MRB. [machinebouw] heeft het NDO laten verrichten door een derde, te weten Materiaal Metingen Testgroep (hierna: MMT).
Begin november 2014 had [machinebouw] nog steeds drie oliereservoirs niet geleverd en waren niet alle MRB’s gereed. [machinebouw] kampte met ernstige liquiditeitsproblemen. [geintimeerde 2] wilde voorkomen dat [machinebouw] zou failleren voordat de laatste reservoirs aan haar geleverd zouden zijn. [machinebouw] wilde dat [geintimeerde 2] voldoende zekerheid zou verstrekken voordat zij tot overdracht van de laatste 3 reservoirs zou overgaan. Tegen deze achtergrond hebben [machinebouw] en [geintimeerde 2] op 13 november 2014 opnieuw een overeenkomst gesloten, waarbij de laatste drie reservoirs door [machinebouw] aan [geintimeerde 2] zouden worden afgeleverd en de reservoirs in opdracht van [geintimeerde 2] zouden worden afgemaakt door een aantal onderaannemers. Deze overeenkomst is medeondertekend door de Stichting.
In de overeenkomst van 13 november 2014 (hierna: de Overeenkomst) staan, voor zover van belang, de volgende bepalingen:
“ [machinebouw] (…) en [geintimeerde 2] (…) zijn overeengekomen als volgt:
1. Aflevering van de reservoirs aan [geintimeerde 2] zal plaatsvinden (…) op 12 november 2014.
2. De MRB’s zullen uiterlijk gereed zijn 30 november 2014. Momenteel wordt daaraan gewerkt met 4-9 personen, waarvan 2 in dienst van [geintimeerde 2] . De werkzaamheden tot afronding van de MRB’s zullen door deze personen per 12 november 2014 plaatsvinden ten kantore van [geintimeerde 2] in [vestigingsplaats] . Mocht naast de inzet van de personen van [machinebouw] die momenteel aan de afronding van de MRB’s werken nog verdere hulp van personeelsleden van [machinebouw] nodig zijn voor het afronden van de MRB’s, dan zal de medewerking van deze andere personeelsleden van [machinebouw] op eerste afroep door [geintimeerde 2] aan [geintimeerde 2] verleend worden. [machinebouw] zal ook op eerste afroep zijdens [geintimeerde 2] aan [geintimeerde 2] voor het afronden van de MRB’s, toegang tot het netwerk van [machinebouw] verlenen. De MRB’s zullen in verband met het bepaalde in dit artikel per 12 november 2014 naar het kantoor van [geintimeerde 2] in [vestigingsplaats] worden overgebracht, tegen afgifte van een ontvangstbewijs door [geintimeerde 2] , waarbij [machinebouw] verklaart dat zij alle relevante gegevens en documenten ter zake de MRB’s s aan [geintimeerde 2] heeft verstrekt.
3. Mr. Schuttelaar bevestigt namens de Stichting Derdengelden [advocatenkantoor] Advocatenkantoor door ondertekening van deze overeenkomst dat de restant koopsom ad € 1.113.442 (€ 920.200 exclusief BTW) op zijn rekening derdengelden gestort is met de onherroepelijke last/volmacht tot doorstorting aan [machinebouw] , indien is voldaan aan, en onder de voorwaarden als hierna omschreven:
a. Betaling van 60% van € 1.113.442 (derhalve € 668.065,20), vermeerderd met 5/l7e van het restant (derhalve € 130.993,18 en dus in totaal € 799.058,38 – bedragen incl. btw), tranche 1, vindt uiterlijk plaats op de vierde werkdag nadat
i. de reservoirs bij [geintimeerde 2] zijn afgeleverd; en
ii. Vecom, USB en de vervoerder (hierna: onderaannemers) hebben verklaard de reservoirs in opdracht van [geintimeerde 2] op de kortst mogelijke termijn te zullen bewerken/vervoeren zonder een beroep te doen op een retentierecht tot zekerheid van betaling van openstaande vorderingen op [machinebouw] , waarbij [geintimeerde 2] gerechtigd is de kosten voor het bewerken/vervoeren (inclusief door [geintimeerde 2] betaalde, thans bij [machinebouw] openstaande vorderingen van deze onderaannemers) op [machinebouw] , te verrekenen met de betaling van tranche 1; en
iii. de MRB’s zijn gearriveerd ten kantore van [geintimeerde 2] en aan de voorwaarden t.a.v. ontvangstbewijs en [machinebouw] verklaring onder artikel 2 is voldaan;
iv. een btw-factuur is verstrekt voor de eerste tranche;
b. Betaling van het restant ad € 314.383,62 tranche 2 (waarbij [geintimeerde 2] gerechtigd blijft de kosten voor het bewerken/vervoeren van de reservoirs van en naar deze onderaannemers inclusief eventuele openstaande vorderingen van deze onderaannemers op [machinebouw] , voor zover nog niet verrekend met tranche 1, te verrekenen met tranche 2), vindt uiterlijk plaats op de eerste werkdag nadat
i. alle MRB’s zijn gecompleteerd, hetgeen wordt bewezen door overlegging van een verklaring van Lloyds, partijen bekend, waarin wordt verklaard dat de MRB’s na onderzoek compleet zijn bevonden. Voor dit onderzoek verkrijgt [machinebouw] volledige toegang tot de MRB’s. Eventuele fouten in de MRB’s zijn niet bepalend voor de vraag of er sprake is van volledigheid, een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.
ii. een btw-factuur is verstrekt voor de tweede tranche;
(…)
5. Stichting Derdengelden [advocatenkantoor] Advocatuur zal op eerste schriftelijke verzoek en uiterlijk de eerste werkdag na dit verzoek, zonder inhouding, verrekening of opschorting (en behoudens eventuele inhoudingen voor wat betreft de kosten van de onderaannemers en eventuele openstaande facturen van de onderaannemers zoals hiervoor sub 3 vermeld), de betaling van tranche 2 verrichten, indien dit verzoek is vergezeld van:
a. Een afschrift van de verklaring van Lloyds zoals hierboven omschreven;
b. een afschrift van de factuur ter zake deze tranche;
6. De eerder overeengekomen garantieverplichtingen ten aanzien van de afgeleverde en nog af te leveren reservoirs worden volledig gehandhaafd. De aanspraken onder de garantie en voor wat betreft restpunten zijdens [geintimeerde 2] , voor zover ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst bij [geintimeerde 2] bekend zijn, aan [machinebouw] bekend gemaakt.
7. (…) Onder de opschortende voorwaarde dat is voldaan aan de verplichtingen van [machinebouw] die leiden tot betaling van de tweede tranche, vervallen eveneens alle claims van [geintimeerde 2] op [machinebouw] , met uitzondering van de garantiebepalingen en de restpunten zoals hiervoor omschreven (…).”
Op 4 december 2014 is [machinebouw] in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. E. van der Kolk tot curator.
Op 16 december 2014 heeft de heer [de werknemer van machinebouw] , werknemer van [machinebouw] , een statusrapport opgesteld. Daarin staat het volgende:
“MRB’s 5 t/m 8 overdragen aan [geintimeerde 2]
MRB’s 8 t/m 17 is afwachtende het digitaliseren van de tekeningen (actie [geintimeerde 2] )
MRB algemeen en MRB 1,3 en 4 is afwachtende de discussie [geintimeerde 2] Allseas.
In foto’s van Reservoir 1, 3 en 4 zijn een aantal fouten ontdekt (grootste was een hechtingsfout over een lengte van 30 cm).
[geintimeerde 2] heeft een berekening gemaakt en overhandigd aan AS waarin bewezen wordt dat met een enkele lasrups de levensduur van het Reservoir nog steeds oneindig is.
Deze zal waarschijnlijk in januari 2015 worden besproken, waarna een beslissing wordt genomen. Units zijn in [vestigingsplaats] afgebouwd en de laatste unit is afgelopen vrijdag ‘gefat’. Wat dat betreft is de ultieme planning gerealiseerd.”
i. Bij e-mail van 18 december 2014 heeft de heer [de werknemer van geintimeerde 2] , werknemer van [geintimeerde 2] , het volgende bericht:
“Bijna alle MRB’s zijn volledig afgerond. Alleen de MRB’s voor Reservoir #01, #03, #04 en General zijn nog pending i.vm. lasfouten in de betreffende reservoirs. Discussies hierover lopen met Allseas.”
Bij e-mail van 24 december 2014 heeft [geintimeerde 2] naar aanleiding van het faillissement van [machinebouw] de curator op grond van artikel 37 Fw verzocht zich uit te laten of hij bereid was de Overeenkomst en de daaraan voorafgaande overeenkomsten gestand te doen. In de e-mail staat bij punt 6 het volgende:
“(…) Voor wat betreft de restpunten het navolgende. Onder andere bij de notulen van een bespreking van 24 oktober 2014 sub 3.2. en 3.4. zijn mogelijke problemen met een drietal reservoirs, nummer 1,3 en 4 door [geintimeerde 2] aan [machinebouw] gemeld. De gemelde problemen hebben betrekking op de kwaliteit van de uitgevoerde lassen. De opdrachtgever van [geintimeerde 2] , Allseas, heeft in verband met de kwaliteit van de betreffende lassen deze drie reservoirs tot op heden niet goedgekeurd. Allseas heeft inmiddels een extern bureau de opdracht verstrekt om een onderzoek te doen naar de betreffende lassen en de kwaliteit van deze drie reservoirs. Indien deze drie reservoirs definitief worden afgekeurd en deze drie reservoirs vervangen of gerepareerd dienen te worden, zal de schade die [geintimeerde 2] hierdoor lijdt gigantisch zijn. [geintimeerde 2] zal u hierover nog nader informeren en behoudt zich ter zake alle rechten voor.”
De curator heeft op deze e-mail niet gereageerd.
Bij brief van 13 januari 2015 heeft [geintimeerde 2] aan de curator geschreven:
“Wij constateren dat wij genoemde bereidverklaring ex artikel 37 Faillissementswet niet van u hebben mogen ontvangen (laat staan dat u voor de nakoming zekerheid hebt gesteld), zodat u ook op grond hiervan geen recht hebt om nakoming van de PO (waaronder begrepen de overeenkomst van 13 november 2014) te vorderen.”
MMT heeft de NDO-rapportages die [machinebouw] aan [geintimeerde 2] had verstrekt bij [geintimeerde 2] opgevorderd, waarbij MMT stelde dat zij niet door [machinebouw] was betaald en dat zij zich de eigendom van de NDO-rapportages had voorbehouden. [geintimeerde 2] heeft de NDO-rapportages vervolgens aan MMT afgegeven. In een kort geding dat vervolgens is gevoerd voor de rechtbank Rotterdam tussen [geintimeerde 2] en MMT heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 17 september 2015 voorshands geoordeeld dat MMT eigenaar was (gebleven) van de NDO-rapportages.
Bij brief van 29 april 2016 gericht aan de curator heeft de advocaat van [geintimeerde 2] bericht dat [geintimeerde 2] haar (voorlopige) schade van € 1.287.631,51 ter verificatie indient. Verder heeft hij geschreven dat [geintimeerde 2] de Overeenkomst en de daaraan voorafgaande overeenkomsten als gedeeltelijk ontbonden beschouwt en dat [geintimeerde 2] voor zover noodzakelijk de voornoemde overeenkomsten gedeeltelijk ontbindt.
Daarop heeft de curator bij brief van 29 april 2016 bericht dat hij de schadevordering van [geintimeerde 2] heeft geplaatst op de lijst van voorlopig betwiste crediteuren.
6.2.1.In deze procedure vordert [appellante] , in de hoofdzaak, primair, veroordeling van de Stichting tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 314.383,62 en, subsidiair, veroordeling van [geintimeerde 2] tot betaling aan [appellante] van € 314.383,62, met veroordeling van de Stichting respectievelijk [geintimeerde 2] in de kosten van de procedure.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante] het volgende ten grondslag gelegd. In het kader van een doorstart van [machinebouw] zijn alle vorderingen van [machinebouw] op derden overgedragen aan [investments] Investments B.V. (hierna: [investments] ), waaronder de vordering van [machinebouw] op de Stichting van € 314.383,62. Bij akte van cessie heeft [investments] haar vorderingen op de Stichting vervolgens overgedragen aan [appellante] . Dit is aan de Stichting medegedeeld. [appellante] is daarom exclusief bevoegd om deze rechtsvordering jegens de Stichting in te stellen. Aan alle vereisten die de Overeenkomst stelt aan uitbetaling van de tweede tranche, het bedrag van € 314.383,62, is voldaan, zodat de Stichting verplicht is dit bedrag te betalen aan [appellante] . Voor zover uit de Overeenkomst volgt dat dit een verplichting van [geintimeerde 2] is, dient [geintimeerde 2] dit bedrag te betalen aan [appellante] .
6.2.3.De Stichting heeft betwist dat [appellante] rechthebbende is van de vordering en voor het overige geconcludeerd tot referte.
6.2.4.De rechtbank heeft [geintimeerde 2] toegestaan tussen te komen in het geschil tussen [appellante] en de Stichting. In de tussenkomst vordert [geintimeerde 2] veroordeling van de Stichting tot betaling aan [geintimeerde 2] van een bedrag van € 314.383,62, met veroordeling van [appellante] de proceskosten van de procedures waaronder de nakosten.
6.2.5.In het eindvonnis van 21 juni 2017 heeft de rechtbank, in de hoofdzaak, de vorderingen van [appellante] tegen de Stichting en [geintimeerde 2] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld. In de tussenkomst heeft de rechtbank de Stichting veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, om aan [geintimeerde 2] te betalen het bedrag van € 314.383,66 tegen zekerheidsstelling door [geintimeerde 2] door middel van een bankgarantie tot dit bedrag.