In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een burenconflict over een scheidingsmuur, een strook grond, en beplanting, waaronder een conifeer en wijnranken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J.H.M. Crombaghs, heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter van 5 april 2017 aangevochten, waarin zijn vordering tot beëindiging van het bezit van de strook grond door de geïntimeerde, [geïntimeerde 1], was afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering was verjaard, en dat [geïntimeerde 1] op grond van verjaring eigenaar was geworden van de strook grond. Het hof heeft in het tussenarrest van 26 maart 2019 partijen verzocht om een situatietekening over te leggen, waarop de erfgrens en de relevante elementen van de tuinen zijn weergegeven. De appellant heeft een gedetailleerde tekening overgelegd, die door beide partijen is aanvaard. Het hof heeft vastgesteld dat de muur, die in 1972 is geplaatst, niet op de kadastrale grens staat, maar een lichte buiging vertoont richting het perceel van de appellant. De appellant heeft betoogd dat de strook grond zijn eigendom is, maar het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van de appellant inzake deze strook grond en de beplanting verjaard zijn. De vordering tot verwijdering van de conifeer is echter toegewezen, omdat het hof oordeelt dat de geïntimeerde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beroep op verjaring. De vordering van de geïntimeerde in reconventie, die betrekking had op het gebruik van het dak van de aanbouw van de appellant als dakterras, is afgewezen, omdat het hof oordeelt dat er op dat moment geen sprake was van een onrechtmatige toestand. Het hof heeft de proceskosten verdeeld, waarbij de appellant als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.