In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen. De vader, thans gedetineerd, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 8 mei 2018 aangevochten, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag was afgewezen. De moeder, die het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefent, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2019 zijn beide ouders niet verschenen, maar vertegenwoordigd door hun advocaten.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds februari 2018 onder toezicht staan van de William Schrikker Stichting en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing is afgegeven. De vader heeft aangevoerd dat hij in staat is om samen met de moeder het gezag uit te oefenen, nu hun relatie is beëindigd en hij persoonlijke groei heeft doorgemaakt. De moeder daarentegen heeft aangegeven dat zij niet in staat is om samen met de vader beslissingen te nemen over de kinderen, gezien zijn intimiderende houding en het huiselijk geweld in het verleden.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de onderlinge verhoudingen en problematiek van beide ouders op dit moment niet toelaten dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen. De vader is nog niet in staat om op een stabiele en voorspelbare manier voor de kinderen te zorgen, en de moeder heeft nog steeds angst voor de vader. Gezien deze omstandigheden heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.