Uitspraak
10.De beschikking van 17 mei 2018
11.Het verdere verloop van de zaak in hoger beroep
12.De verdere beoordeling
[minderjarige 2](cyclus veertien dagen)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarigen, [appellante] en [minderjarige 2]. De zaak is gestart na een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2016, waarin een voorlopige zorgregeling was vastgesteld. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen, waaronder die van 17 mei 2018, overwogen dat de schottenaanpak niet het gewenste effect heeft gehad en dat de ouders verder moeten werken aan hun communicatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2019 hebben de ouders en hun advocaten hun standpunten toegelicht, waarbij de vader verzocht om eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de moeder dit betwistte. De bijzondere curator heeft de mening van de kinderen gehoord en aangegeven dat de voorlopige zorgregeling goed verloopt, maar dat [appellante] onrust ervaart.
Het hof heeft de verzoeken van de ouders en de bijzondere curator in overweging genomen en vastgesteld dat de schottenaanpak niet langer uitvoerbaar is. De vader heeft zijn verzoek om eenhoofdig gezag te verkrijgen te laat ingediend, waardoor hij niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft vervolgens de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader en de moeder verblijven. De regeling is gedetailleerd uitgewerkt, inclusief afspraken over vakanties en studiedagen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft de zorg- en contactregeling opnieuw vastgesteld, met inachtneming van de wensen van de kinderen en de belangen van beide ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.