In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beslissingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling van zijn minderjarige kind, geboren in 2013. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om samen met de moeder belast te worden met het gezag over het kind, terwijl de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag uitoefent. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 4 juni 2019, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten hebben toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft besloten een raadsonderzoek te gelasten. Dit onderzoek moet onder andere de omgangsregeling tussen de vader en het kind in het belang van het kind onderzoeken.
Het hof heeft de Raad verzocht om een rapport en advies uit te brengen over de omgangsregeling en de mogelijkheid van gezamenlijk gezag, waarbij ook de risico's voor het kind in overweging moeten worden genomen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden tot een pro forma datum van 24 oktober 2019, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het rapport van de Raad.